3 Lezing adhv vragen


Inleiding1
In stap 1  hebben we met de tekst (Gen 37: 12 - 36) kennis gemaakt en onze eerste indrukken enz opgeschreven. Nu proberen we antwoord te vinden op de volgende vragen:

1 Wie is de held van het verhaal? waarom? heeft hij/zij het initiatief?
Antwoord: de held van het verhaal is Jozef. Het draait om hem, maar hij is alleen maar passief: hij wordt gestuurd door zijn vader, geholpen door een vreemdeling, verkocht door zijn broers en afgevoerd naar Egypte door handelaren. Toch draait alles om hem in dit verhaal en meer nog in de volgende bedrijven. Het heet niet voor niets de krans van Jozef-verhalen.
Achtergronden: zie personages, held


2 Wat wil de held bereiken? (queeste) Lukt dat? Waarom wel / niet?
Antwoord: In ons verhaal zitten verschillende queestes
In vers 12 - 14 de zoektocht van Jacob die wil weten hoe het met zijn jongens gaat en Jozef erop uit stuurt.
Hij krijgt uiteindelijk wel een rapport, echter niet een waarachtig verslag van Jozef over zijn broers, maar een leugenachtige rapportage over Jozef van zijn broers.
In vers 15 – 17 de speurtocht van Jozef (held) die op zoek is naar zijn broers (queeste)
Deze queeste slaagt maar ten dele: Jozef vindt zijn broers, maar hij krijgt niet de kans zijn vader verslag uit te brengen.
In vers 18 – 33 de queeste van de broers (held)7 die van Jozef af willen (queeste)
Hun queeste lukt: zij het anders dan aanvankelijk gedacht: geen moord op Jozef, maar diens transport naar Egypte.
Nu volg er wel een rapport – in de vorm van het bebloede overkleed - aan hun vader, nl over Jozef.
Achtergronden: zie queeste

3 Wie of wat helpen de held (situaties, karaktereigenschappen, gebeurtenissen).
Antwoord: Op zoek naar zijn broers krijgt Jozef hulp van een onbekende die hem vraagt wat hij zoekt! Vervolgens weet de vreemdeling te vertellen waar zijn broers zijn: niet bij Sichem, maar bij Dothan.
Achtergronden: zie queeste

4. Wie of wat helpen de tegenstanders? (situaties, karaktereigenschappen, gebeurtenissen)
Antwoord: De broers durven Jozef toch niet echt te doden, ze krijgen hulp uit onverwachte hoek: ze kunnen hem kwijt door hem aan de slavenhandelaren op weg naar Egypte te verkopen.
Achtergronden: zie queeste

5 Zijn er voorwerpen die een belangrijke rol spelen? Zit daar evt een symboliek in?
Antwoord: De veelkleurige mantel wordt herhaaldelijk genoemd. Het is het symbool van de bijzondere positie van Jozef: lievelingskind van hun vader Jacob. De broers irriteren zich direct aan Jozef als ze dat mooie kleed zien. Bovendien herkennen ze hem al van verre aan die mantel.
Op het eind van het verhaal maakt Jozefs veelkleurige mantel plaats voor het rouwkleed dat Jacob draagt.
Achtergronden: zie queeste

6 Waar is de verteller aan het woord? (waar geeft hij informatie, commentaar, waarde-oordelen, wat blijkt uit zijn woordkeus) 
Antwoord: De verteller geeft veel belangrijke informatie in Gen 37: 1 - 11. Hij is zelf aan het woord in de drie zinnetjes die met zo beginnen (vers 14. 22. 35) 
Verder is de verteller opvallend neutraal en zakelijk. Hij gebruikt geen woorden die het gedrag van Jozef of zijn broers goed keuren of afkeuren. 
Achtergronden: kennis en waarden

7 Houdt de verteller zich aan de chronologie van het verhaal? Hoeveel tijd neemt het verhaal in beslag (vertelde tijd). Heeft hij veel of weinig woorden nodig? (verteltijd)
Antwoord: Gen 37: 12 - 36 geeft geen duidelijke tijdsaanduidingen. Je zou haast denken dat het zich allemaal op één dag afspeelt. Maar dat geldt alleen voor vers 18 - 28: de broers die Jozef in de put werpen, en niet veel later aan de Midjanitische kooplieden verkopen. Het verhaal begint echter al eerder: in vers 12 lezen we dat de broers van Jozef naar Sichem waren gegaan. Dat kan een week, een maand of langer geleden zijn.
Het lijkt niet waarschijnlijk dat Jacob al na een week Jozef erop uit stuurt, laten we aannemen dat hij dat na een maand doet.
Jozef moet zeker een dag of vier onderweg zijn geweest om van de Hebronvallei naar Sichem en nog verder naar Dotan te komen.
Nadat Jozef verkocht is, brengen knechten het bebloede gewaad van Jozef naar zijn vader in de Hebronvallei. Daar zijn ook weer enkele dagen mee gemoeid.
Het verhaal eindigt met de mededeling dat Jozef in Egypte wordt verkocht aan Potifar. We moeten een schatting maken van de tijd die karavaan onderweg is geweest om daar te komen, en Jozef naar de slavenmarkt te brengen en te verkopen2. Van Dotan naar Egypte duurde met kamelen misschien 2 - 3 weken.
Daarmee komt het geheel van de vertelde tijd op: 1 maand + 4 dagen, + 1 dag + 2 á 3 weken (de reis van de knechten valt in deze weken). Bij elkaar opgeteld: ongeveer 8 weken.
Het is een kort verhaal (599 woorden) dat weinig tijd kost om te vertellen.
Achtergronden: zie tijd

8 Slaat de verteller tijd (uren, dagen enz) over, waar versnelt en waar vertraagt hij? Zijn er vooruitblikken of terugblikken?
Antwoord: De verteller laat vele uren en dagen buiten beschouwing en noemt alleen tijd als het voor zijn plot nodig is. Er zit veel vaart in zijn verhaal.
Achtergronden: zie tijd en tijd en ruimte

9 Wat is de plot van het verhaal? Of kun je die past vaststellen als je de bijbehorende hoofdstukken gelezen hebt (macroplot).
Antwoord: de macroplot komt pas later uit: hoe God de Jacob en zijn zonen redt van de hongersnood dankzij Jozef in Egypte.
De plot in dit verhaal draait om het bedrog van Jacob door zijn zonen. Door hun bedrog trekt hij de logische conclusie dat Jozef dood is. Toch is die conclusie onjuist, weten wij als lezers. Later zal Jacob ontdekken dat Jozef toch leeft, maar nog steeds niet denken dat zijn eigen zonen hem bedrogen hebben. Zij zeggen immers niets tot Jacob, maar laten hun knechten het bebloede kleed van Jozef naar Jacob brengen. Zij suggereren daarmee dat Jozef dood is, maar zeggen dat niet. Die conclusie laten ze Jacob trekken. Ze spreken hem niet tegen.
Achtergronden: zie plot, grotere verbanden

10 Waar staan de toespraken? Waarom spreekt de spreker die uit? Welk belang dient de spreker?  Is hij oprecht, leugenachtig of listig?
Antwoord: Er zijn korte stukjes waar de personages aan het woord komen: Jacob in het begin en eind, Jozef in Dotan, de broers gezamenlijk, Ruben, Juda, nogmaals Ruben, de knechten, Jacob opnieuw.
De nadruk valt op het hulpeloze van Jozef, de gemene plannen van de broers die Ruben en Juda wel enigszins afzwakken, maar er toch toe leiden dat ze van Jozef afkomen en hun vader de rest van zijn leven ongelukkig maken.
De lezer die weet van het bedrog voelt mee met Jacob en zijn verdriet, en voelt ook verontwaardiging over de lage streek van de tien zonen.
Achtergronden: zie gezichtspunten

11 Wat valt je op aan woordkeuze, stijl of structuur? Staat dat in verband met de plot? Wat zegt het van de personages in het verhaal?
Antwoord: In ons voorbeeldverhaal gaat om vers 20 en 33 waar (door een roofdier is hij verslonden). Het is een belangrijk element in de structuur van het verhaal, dat concentrisch is opgebouwd rondom de as in vers 26v.
A 18-20 complot van de broers: Jozef doden
een wild dier heeft hem verscheurd
      B 21-22 rede van Ruben: in de put
      C 23-24 broers gooien Jozef in de put
      D 25 een karavaan komt voorbij
X 26-27 voorstel Juda: Jozef verkopen
     D* 28 De karavaan neemt Jozef mee
     C* 29 De put is leeg, Ruben rouwt
     B* 28 en spreekt tot zijn broers
A* 31 - 33 Jacob misleid met een kleed
een wild dier heeft hem verscheurd.

Opvallend: Vader Jacob zegt in vers 33 exact hetzelfde als wat de broers in vers 20 zeggen. Toch betekent die zin niet hetzelfde.
De lezer weet dat Jozef leeft, Jacob weet niet beter dan dat Jozef dood is.
De lezer weet dat de broers slecht zijn, Jacob meent dat zijn zoons deugen.
Achtergronden: zie herhalingen
 
12 Bedenk bij wijze van samenvatting een toepasselijk opschrift.
Antwoord: NBV21 heeft 'Jozef verkocht en naar Egypte gebracht'  Mijn titel: 'Jozef uit de weg geruimd'.

-----

1 Fokkelman, Vertelkunst, p 214v

terug

Afkortingen

Bijbelboeken > Register kolom 2
adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
DL = Dordtse Leerregels
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HTB = Het Boek
HSV = Herziene  Staten Vertaling
Lat = Latijn
LXX = Septuaginta (Griekse Vertaling vh OT; 250 - 50 vC)
LV14 = Leidse Vertaling 1914
NA - Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PKN = Protestantse Kerk Nederland
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
vC =  voor Christus