2 Eerste lezing en indeling


Inleiding1
Lezen en begrijpen van de tekst gaat een stuk gemakkelijker als je die iets anders in beeld krijgt. Dat kun je heel gemakkelijk zelf doen als je de tekst copiëert en plakt in een document op je pc.
De eerste stap is de gesproken gedeeltes (personagetekst) te laten inspringen en cursief te maken.  Zo zie je ook duidelijk wat de vertellerstekst is (niet cursief).
Een tweede stap is bijzondere terugkerende woorden die op een indeling wijzen met een kleur te markeren. (bv het woordje zo)2, 3.
Een derde stap: woorden die hetzelfde ding aanduiden markeren (bv bovenkleed, kleed, veelkleurige gewaad) en van een verwant ding (kleed, rouwkleed) de letters die kleur geven. (uitgebreider zie 8 herhalingen) Voor de overzichtelijkheid laat ik het bij deze woordjes, maar je zou ook alle woorden die met doden (vermoorden, verslinden, verscheuren) hebben te maken kunnen kleuren, en die met rouwen (treuren, troosten) etc.
Een vierde stap is dat je let op tijd en plaats en op de spelers die opkomen en weer van het toneel verdwijnen (uitgebreider zie 7 tijd en ruimte)

Uitwerking 1
Voor ons voorbeeldverhaal Gen 37: 12 - 36 kom ik uit op:

12 Toen Jozefs broers eropuit getrokken waren om de kudden van hun vader bij Sichem te laten grazen, 13 zei Israël tegen Jozef
     ‘Zoals je weet zijn je broers het vee aan het weiden bij Sichem.
     Ik wil dat jij naar hen toe gaat.’
     ‘Dat doe ik
,’ zei Jozef,
14 en Jakob vervolgde:
     ‘Kijk of het goed gaat met je broers en met het vee, en breng mij dan verslag uit.’
Zo stuurde Jakob hem vanuit de Hebronvallei naar Sichem.
-----
15 Toen Jozef daar in het veld ronddwaalde, kwam er iemand op hem af die vroeg wat hij zocht.
     16 ‘Ik ben op zoek naar mijn broers,’ antwoordde hij.
     ‘Kunt u me zeggen waar zij het vee aan het weiden zijn?’
     17 ‘Ze zijn al van hier vertrokken
,’ zei de ander,
     ‘ik hoorde hen zeggen dat ze naar Dotan zouden gaan.’
Jozef ging zijn broers achterna en trof hen in Dotan aan.
-----
18 Zijn broers zagen hem al van ver, en nog voordat hij hen had bereikt, hadden ze een plan beraamd om hem te doden.
     19 ‘Kijk daar eens,’ zeiden ze tegen elkaar,
     ‘daar komt die meesterdromer aan.
     20 Dit is onze kans!
     Laten we hem vermoorden en hem ergens in een put gooien.
     We zeggen gewoon dat hij door een roofdier is verslonden.
     Dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen uitkomt.’

21 Toen Ruben dat hoorde, wilde hij proberen Jozef te redden.
     ‘Nee, laten we hem niet om het leven brengen,’ zei hij,
     22 ‘we mogen geen bloed vergieten!
     Gooi hem in deze put, hier in de woestijn, maar breng hem niet om.’

Zo wilde hij Jozef uit hun handen redden en hem terugbrengen naar zijn vader.
-----
23 Zodra Jozef bij zijn broers was gekomen, trokken ze hem zijn bovenkleed uit, dat veelkleurige gewaad,
24 en gooiden hem in de put; de put was leeg, er stond geen water in.
25 Daarna gingen ze zitten eten.
Opeens zagen ze een karavaan naderen.
Het waren Ismaëlieten, die uit de richting van Gilead kwamen en op weg waren naar Egypte.
De kamelen waren beladen met gom, balsem en cistushars.
26 Toen zei Juda tegen zijn broers:
     ‘Wat hebben we eraan om onze broer te vermoorden?
     Dan moeten we ook de bloedsporen weer zien uit te wissen.
     27 Laten we hem aan die Ismaëlieten verkopen in plaats van hem om te brengen;
     hij is tenslotte onze broer, ons eigen vlees en bloed.’

De anderen stemden hiermee in.
28 Toen er Midjanitische kooplieden uit de karavaan voorbijkwamen, trokken de broers Jozef uit de put
en verkochten hem voor twintig sjekel,
en die Ismaëlieten namen Jozef mee naar Egypte.
-----
29 Toen Ruben weer bij de put kwam en ontdekte dat Jozef er niet meer in zat, scheurde hij zijn kleren.
30 Hij ging naar zijn broers terug.
     ‘De jongen is weg!’ riep hij.
     ‘Wat nu, waar moet ik heen?’
31 Toen slachtten ze een bokje, pakten Jozefs veelkleurige gewaad en dompelden dat in het bloed.
32 Daarna lieten ze het naar hun vader brengen met de boodschap:
     ‘Dit hebben we gevonden.
     Kijk eens goed, is dit niet het bovenkleed van uw zoon?’

33 Jakob herkende het en riep uit:
     ‘Het kleed van mijn zoon! Hij moet verslonden zijn door een roofdier!
     Hij is verscheurd, Jozef is verscheurd!’

34 Jakob scheurde zijn kleren, deed een rouwkleed om en rouwde over zijn zoon, dagenlang.
35 Al zijn zonen en dochters deden hun best om hem te troosten, maar hij wilde niet getroost worden en zei:
     ‘Ik zal rouw dragen totdat ik naar mijn zoon in het dodenrijk afdaal.’
Zo treurde Jakob om zijn zoon.
-----
36 De Midjanieten brachten Jozef naar Egypte en verkochten hem aan Potifar, een hoveling van de farao en commandant van zijn lijfwacht. (NBV21)

Vervolg 2
Zo hebben we oog gekregen voor de opbouw of compositie. Dat is belangrijk, want de schrijver is een vakman die z’n best heeft gedaan zijn verhaal op een bepaalde manier te organiseren. Hij gebruikt woorden, maakt zinnen, plaatst die in alinea’s, hoofdstukken, een boek. Hij wisselt directe en indirecte rede af, gebruikt aanduidingen van tijd en plaats, herhalingen enz. en spreekt soms de lezer rechtstreeks aan. Alleen op deze manier kon hij de tekst laten zeggen wat hij zegt. Door nauwkeurig te lezen wat en vooral hoe het er staat, voorkomen we tegelijk dat we onze eigen gedachten teruglezen in de tekst, alsof we al weten wat er komt. Goed lezen begint dus met uitvinden hoe de compositie in elkaar steekt.
Wat je verder kunt doen, terwijl je over de indeling aan het puzzelen bent is

  1. Verzamel opvallende dingen in een rijtje onder de tekst. Dat zijn de dingen waar je later op terug komt.
  2. Als je de Bijbelse verhalen goed kent, weet je misschien ook waar dit verhaal verbindingen mee heeft.
  3. Een beetje achtergrondinformatie kan ook bijdragen aan een goed begrip van de tekst.
  4. Geef ook aandacht aan wat er aan voorafgaat en aan wat er volgt (context).

Uitwerking 2
Bij Gen 37: 12 - 36 zou het antwoord kunnen zijn:

Opvallende dingen:

  • waarom het zoeken van Jozef (15 – 17) verteld? Is de onderbreking bedoeld om de spanning te verhogen? Is dat ook de reden voor het invoegen van Gen 38?
  • niet Jozef vraagt aan de vreemdeling of hij weet waar zijn broers zijn, maar omgekeerd: de onbekende vraagt aan Jozef wat hij zoekt. Moeten we daar iets achter zoeken? Is het een engel (zo Vondel) of gewoon iemand die in Jozef een heel belangrijk persoon ziet vanwege het pronkgewaad?
  • waarom de lading (gom, balsem, cistushars) die de kamelen dragen vermeld? (25) Zit daar symboliek in? Of dient het de levendigheid van de vertelling?
  • was het nodig de opbrengst 20 sjekel te vermelden? Gaat dit nog iets betekenen in het vervolg van de Jozefverhalen? (nee). Twintig is wel een bijzonder getal in de verhalen over Jacob (Gen 31: 38. 41 en 32: 14v)
  • de drie zinnen waarin de schrijver zich tot de lezers richt beginnen telkens met ‘zo
  • de broers komen er buitengewoon gewetenloos op te staan: ze hebben een moordplan (20), ze gaan rustig zitten eten (25) nadat ze Jozef in de put hebben gegooid, ze bedenken dat moord toch wel lastig is ivm bloedsporen (26), ze verkopen Jozef, ze bedriegen hun vader en maken hem voor de rest van zijn leven ongelukkig.
  • God speelt geen rol in dit verhaal.

Verbindingen?

  • allerlei motieven verbinden deze verzen met het voorgaande:
    • meesterdromer (19), dromen (20)
    • de veelkleurige mantel, het bovenkleed (23, 31, 33)
    • Jacob de bedrieger van zijn vader Isaäk (Gen 27) is nu zelf bedrogen.
  • motieven die we later in de krans van verhalen over Jozef tegenkomen:
    • de verantwoordelijke rol van Ruben (Gen 42: 21v. 37)
    • de dromen (van de schenker, de bakker en de Farao)
    • Jozef wordt inderdaad koning van zijn broers.

Achtergrondinformatie

  • Sichem ligt +/- 80 km ten Noorden van Hebron
  • Dotan ligt +/- 20 km ten noordwesten van Sichem, aan de karavaanroute van en naar Egypte.

Vervolg 3
Voor de vervolgvragen ga je naar tweede lezing adhv vragen
------
1 Fokkelman, Vertelkunst, p 75
2 zijn veel meer woorden die op een zekere indeling wijzen, bv het Hebr toledoot (letterlijk verwekkingen) dat een opvallende rol speelt binnen Genesis.

  • Het is vijf keer het woord dat gevolgd wordt door lijsten met namen van kinderen, kleinkinderen enz.
    Zo Gen 5:1 (Adam) 10: 1 (Noach); 11: 10 (Sem); 25: 12 (Ismaël en 36: 1 en 9 (Ezau).
    Dan is toledoot het best te vertalen met 'nageslacht'.
  • Het is anderzijds vier (of vijf) keer het woord dat als opschrift dient boven een bedrijf
    Zo Gen 6: 9; 11: 27; 25: 19; 37: 2. En als vijfde: Gen 2: 4 als je dat als opschrift 'achteraf' mag beschouwen. (zo Fokkelman, Vertelkunst, p 164)
    Dan is toledoot het best te vertalen met 'geschiedenis'

3 Een ander woordje is het Hebr hinne, dat wordt vertaald met ‘zie’ (NBG51) of ‘kijk daar eens’ (NBV21). De personages kunnen het uitspreken en dus elkaar op iets wijzen (Gen 37: 19).
Maar het kan ook een woordje van de verteller zijn om zijn lezers duidelijk te maken wat een personage ziet (Gen 37: 29)

Daarbij kan hinne - als het vaker in een passage voorkomt - op een indeling of reeks wijzen, soms uitlopend op een climax (Gen 27: 2.6.11.27.37 en 42)
 

 

 

terug

Afkortingen

Afkortingen Bijbelboeken > Register kolom 2
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
DL = Dordtse Leerregels
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
HCat = Heidelbergse Catechismus
HTB = Het Boek
HSV = Herziene  Staten Vertaling
LXX = Septuaginta (Griekse Vertaling vh OT; 250 - 50 vC)
LV14 = Leidse Vertaling 1914
NA - Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Vertaling van 1951
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van 2021
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PKN = Protestantse Kerk Nederland
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
vC =  voor Christus