6 Handeling, held, queeste en plot
Plot1
Elke schrijver maakt een keus: wat vertel ik wel en niet? In ons voorbeeldverhaal (Gen 37) had de schrijver ook nog het landschap, de vogels in de lucht, de weersomstandigheden enz kunnen noemen. Maar hij vermeldt die dingen niet omdat die er niet toe doen. De schrijver maakt dus een selectie: op basis van zijn visie vertelt hij alleen die dingen die hij relevant vindt. Al het andere laat hij weg. Zijn criterium van selectie heet ook wel ‘de plot’ van het verhaal.
Het is de plot die het verhaal organiseert tot een traject met
- een begin: presenteren van een probleem of gebrek
- een midden: obstakels en conflicten om te overwinnen
- een einde: de ontknoping: probleem of gebrek opgeheven
Held en queeste
De held van het verhaal is degene die het probleem of gebrek probeert op te lossen. De zoektocht of speurtocht die hij aflegt heet ook wel queeste. (Lat quaestio = onderzoek) Kenmerkend voor een verhaal is dus dat er wat gebeurt, verandert, beweegt. Maw er is een handeling, die uit allerlei kleinere of deelhandelingen is opgebouwd.2
In ons verhaal is de hoofdhandeling3 dat Jozef zijn broers moet opzoeken, maar naar Egypte wordt afgevoerd. Deelhandelingen zijn 12 – 14, 15 – 17, 18 – 22, 23 – 24, 25 – 28, 29 – 35 en 36. Zie de indeling
Handeling
Tot de handelingen behoren
- actio: de daden die personages verrichten. Bv Jozef kwam dichterbij4, maar ook: de broers gooiden Jozef in de put5.
- passio: wat iemand ondergaat of lijdt. Jozef werd in de put gegooid.6
- achtergronden: de eerste verzen van Gen 37 geven veel informatie die ons verhaal helpen te begrijpen.
- processen: bv stukjes tekst die het verloop van de tijd aangeven (in ons verhaal afwezig)
Uitwerking
In ons verhaal zitten verschillende queestes
- in vers 12 - 14 de zoektocht van Jacob die wil weten hoe het met zijn jongens gaat en Jozef erop uit stuurt.
hij krijgt uiteindelijk wel een rapport, echter niet een waarachtig verslag van Jozef over zijn broers, maar een leugenachtige rapportage over Jozef van zijn broers. - in vers 15 – 17 de speurtocht van Jozef (held) die op zoek is naar zijn broers (queeste)
Deze queeste slaagt maar ten dele: Jozef vindt zijn broers, maar hij krijgt niet de kans zijn vader verslag uit te brengen. - in vers 18 – 33 de queeste van de broers (held)7 die van Jozef af willen (queeste)
Hun queeste lukt: zij het anders dan aanvankelijk gedacht: geen moord op Jozef, maar diens afvoer naar Egypte.
Nu volg er wel een rapport – in de vorm van het bebloede overkleed - aan hun vader, nl over Jozef.
De verzen 18 – 33 blijken een zorgvuldig gecomponeerd geheel te zijn: centraal staat het voorstel van Juda om Jozef te verkopen (vers 26v). In cirkels daar omheen
- Begin (18-20) en eind (vers 31-33) corresponderen met elkaar: in beide gedeelten lezen we ‘een wild dier heeft hem verscheurd’.
- Zo spiegelen ook vers 21v (rede) en 23v (actie) met 30 (rede) en 29 (actie)
- en vers 25 met 28 (de karavaan).
Vader Jacob zegt in vers 33 hetzelfde als wat de broers in vers 20 zeggen. Toch betekent die zin niet hetzelfde.
- De lezer weet dat Jozef leeft, Jacob weet niet beter dan dat Jozef dood is.
- De lezer weet dat de broers slecht zijn, Jacob meent dat zijn zoons deugen.
Het valt op dat Juda meer aan het woord is dan Ruben. In het vervolg zal de rol van Juda steeds groter worden (Gen 38 en 44).
Het motief van kleding, herkenning en vermomming keert nog vaak terug in de verhalen over Jozef (Gen 38 en Gen 42 - 45).
-----
1 Fokkelman, Vertelkunst 74 – 98
2 Itt kookboeken, dissertaties, agenda’s
3 die weer deel uitmaakt van groter geheel Gen 37 – 50
5 overgankelijk: met lijdend voorwerp
6 met hulpwerkwoord worden
7 de held handelt dus niet per se moreel zuiver
Afkortingen
Afkortingen Bijbelboeken > Register kolom 2Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
DL = Dordtse Leerregels
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
HCat = Heidelbergse Catechismus
HTB = Het Boek
HSV = Herziene Staten Vertaling
LXX = Septuaginta (Griekse Vertaling vh OT; 250 - 50 vC)
LV14 = Leidse Vertaling 1914
NA - Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Vertaling van 1951
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van 2021
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PKN = Protestantse Kerk Nederland
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
vC = voor Christus