God van de Natuurwetenschappers


Inleiding
Met de vraag of God bestaat en wie of wat God is hebben ook de natuurwetenschappers zich bezig gehouden. Hun uitgangspunt is niet de abstracte, ideale werkelijkheid (als bij de filosofen) maar de concrete, empirische dingen: zon en sterren, planten, dieren en mensen. Zij willen weten wat iets is en hoe het functioneert. Hun methode is niet deductief (als de filosofen), maar inductief: uit waarnemingen (vele zwarte raven) conclusies trekken (dus alle raven zijn zwart). Wat levert hun onderzoek op voor de vraag naar God?
We hoeven niet zo ver terug als bij de filosofie: de moderne wetenschappen zijn opgekomen na de Middeleeuwen.


Middeleeuwen
In de Middeleeuwen ontwikkelen zich uit de kathedraalscholen de eerste universiteiten op. Men kende maar enkele faculteiten: de zeven artes liberales (vgl WO) (de artes il-liberales waren gericht op vakkennis, vgl HBO).
  • Drie taalvakken: het trivium van taalkunde, logisch redeneren en overtuigend spreken (rhetorica)
  • Vier rekenvakken: het quadrivium van wiskunde, meetkunde, musica en astronomia.
Wie deze vakken met goed gevolg had doorlopen mocht zich magister noemen. Daarna kon hij zich verder bekwamen tot doctor in een van de vier vakken medicijnen, burgerlijk recht, kerkelijk recht of theologie.
Het onderzoek ging in de Middeleeuwen vooral uit van wat kerkvaders en anderen in het verleden over iets (bv het zonnestelsel) hadden beweerd. De opvattingen van Aristoteles golden als het meest gezaghebbend.

Na de Middeleeuwen
De Middeleeuwen zijn voorbij als de mens niet meer op gezag van tradities van alles wil aannemen, maar zelf onderzoekt en vaststelt hoe de werkelijkheid in elkaar zit en werkt.1 Met die ‘eigenwijze’ instelling is de moderne tijd aangebroken. Men ging ook anders denken over wat verklaren is. In de Middeleeuwen kon men bv vragen: waarom word je van valeriaan slaperig? En dan als 'verklaring' geven: omdat de plant de eigenschap slaperigheid heeft.2

Een moderne universiteit heeft tegenwoordig tientallen faculteiten en er komen jaarlijks nieuwe studierichtingen bij. Er is een grote versplintering in vakken en subvakken en deelterreinen. Geen mens is in staat de universitas (Latijn = het totaal) te overzien en beheersen. De knapste koppen weten heel veel van heel weinig. Het renaissance ideaal van de homo universalis, de mens die van alles goed op de hoogte is, al lang opgegeven.

God doet niet mee
Een van de uitgangspunten van de moderne wetenschap is, 'etsi deus non daretur, Latijn voor 'God wordt niet gegeven'. Dwz Hij kan niet dienen als verklaring voor wat wordt onderzocht, bv een genezing of wat dan ook. De reden is duidelijk. De verklaring ‘God’ is
  • nietszeggend, want past altijd overal op en levert geen enkel inzicht op,
  • veronderstelt dat God een oorzaak als de andere natuurlijke oorzaken is,
  • is te gemakkelijk en voorbarig. Men kan bv een genezing wel aan God toeschrijven, maar dan houdt het zoeken naar een ‘gewone’ natuurlijke, binnen wereldlijke verklaring op. Ziekte- en genezingsprocessen blijven dan onopgehelderd en medicijnen die daarop ingrijpen zullen niet ontwikkeld worden.
  • Naarmate de wetenschap vordert zal ze steeds meer uit natuurlijke factoren kunnen verklaren. Er blijven dan steeds minder onbeantwoorde vragen over. God als antwoord op zulke vragen - der Lückenbüsser, the God of the gaps, de gaatjesvuller – verliest voortdurend terrein tot zijn rol is uitgespeeld.
Agnosticisme
Het correcte antwoord van de wetenschappers over God is dan ook agnosticisme (Gr a + gnosis = niet + weten). De term is bedacht door Thomas Huxley (1825 - 1895), bijgenaamd Darwins buldog omdat hij zo'n vurige verdediger was van Darwins evolutietheorie.
Agnosten stellen dat je niet kunt weten of er wel of niet een God is. Zijn bestaan of niet-bestaan valt niet objectief te bewijzen. Er is geen aanleiding in de kenbare wereld om het bestaan van een hogere macht aan te nemen, maar evenmin om die uit te sluiten. Van Protagoras (490-420 vC) is deze uitspraak: Van de goden weet ik niets: niet dat ze bestaan en evenmin dat ze niet bestaan.
Agnosticisme laat zich verbinden zowel met geloof als met ongeloof. Kierkegaard zou je een agnostische gelovige kunnen noemen. Hij vindt dat je niet kunt weten of God wel/niet bestaat, daarom ben je op geloof aangewezen.


Atheïsme
Atheïsten gaan een stap verder dan de agnosten en verklaren dat God niet bestaat. Volgens het atheïsme kan de wereld zoals die is, volledig uit zichzelf verklaard worden. Dat is echter een vooringenomen geloof, nog lang niet een objectief bewezen feit. We moeten maar afwachten of de wetenschap tot een overtuigende verklaring van alle verschijnselen in de werkelijkheid in staat is. Er kleven grote vragen aan dit materialisme.

Bovendien: welke God bedoelen de atheïsten? Doorgaans het filosofische Opperwezen. Maar dat is een achterhaald Godsbeeld. Kritiek daarop raakt gelovigen niet (meer).

Gelovige opvattingen
Er zijn allerlei vormen van geloof vermengd met wetenschap ontwikkeld (zie hieronder: deïsme, theïsme, intelligent design, procestheologie). Dat zijn wetenschappelijk gezien geen geldige antwoorden, want met God ipv zonder God. Maar het geloof zoekt toch een soort verbinding van wetenschappelijke inzichten en geloof. Naar een koppeling van de concrete werkelijkheid en God. Daar zijn verschillende redenen voor
  • Wie gelooft wil nu eenmaal kunnen inzien hoe deze, zijn werkelijkheid met God in verband zou kunnen staan. Het antwoord op die vraag beslist over de vraag of je in de wereld iets van God kunt zien, in je leven iets van God kunt ervaren. Als een verbinding van God met onze wereld op geen enkele manier voorstelbaar is, wordt het moeilijk te geloven.
  • De Bijbel spreekt geregeld van Gods bemoeienis met mensen en van zijn optreden in natuur en geschiedenis en zelfs van wonderen die spotten met alle natuurwetten. Als we die niet in verband met onze wereld kunnen brengen, dan zijn het niet meer dan sprookjesverhalen.
Beperkingen
Alle kennis is voorlopig. Dat geldt van wetenschappelijke kennis die voortdurend wordt herzien en uitgebreid. Geloofskennis die zich daarmee verbindt, moet zich dus ook steeds aan de laatste stand van het wetenschappelijk onderzoek aanpassen.3
Maar ook vanwege God is geloofskennis beperkt:
  • Hij is niet een zijnde dat als elk ander object onderzocht, beschreven en gedefinieerd kan worden. God is in de hemel,4 wij zijn op aarde (Pred 5: 1). Geloofskennis kan daarom nooit objectief, zakelijk, neutraal zijn. We zullen op zoek moeten gaan naar metaforen, symbolen en dichterlijke taal om het onuitspreekbare aan te duiden. Niet beschrijvend, maar dichterlijk, symbolisch.
  • Wij leren God niet kennen op de manier van het analyserende denken, vanuit afstandelijke ik-het relaties.
  • Hij spreekt tot ons door zijn Geest, die we uit het evangelie van Jezus Christus en de verhalen van de Bijbel kennen.
  • Om zijn woord te horen is een ik-gij relatie noodzakelijk. Ons objectiverende verstand moet van zijn troon om plaats te maken voor wat er in ons hart en geweten klinkt. Als dat niet gebeurt zijn we horende doof, ziende blind.
Hier volgen enkele ideeën om wetenschap en geloof bij elkaar te houden.

Deïsme
Deïsten of vrijdenkers als Toland en Tindal nemen aan dat God niet meer actief in de werkelijkheid ingrijpt. Hij heeft de wereld gemaakt als een ingewikkelde machine, een uurwerk. De klok tikt voortaan uit zichzelf. De geleerden beschouwen zichzelf als degenen die proberen de mechanismen van het uurwerk te achterhalen. God is vooral van belang voor ethiek en moraal.

Ze staan kritisch tegenover kerk en andere gegeven (positieve) godsdiensten. Die zijn in de ogen van deïsten onzuiver. De ware of zuivere godsdienst is de natuurlijke religie, die voortkomt uit aangeboren ideeën of een algemene openbaring

Theïsme
Meer traditioneel gelovige wetenschappers geloven dat God niet alleen aan het begin ‘nodig’ is, maar ook daarna. Volgens Isaäc Newton houdt God de werkelijkheid voortdurend in stand en grijpt Hij af en toe ook in bv om de klok bij te stellen.5 Dit is de traditionele theïstische voorstelling van God (het Opperwezen).


Intelligent Design
De zgn fysicotheologen van de 18-e eeuw (bv Butler en Paley) zagen in levende wezens even zoveel ingewikkelde machientjes, dat moest wel op een Maker wijzen. Wie twijfelt eraan - bij het zien van een horloge - dat die niet door toeval, maar door een maker is ontworpen en in elkaar gezet?  Een voortzetting van dit standpunt is Intelligent Design.

Procestheologie
Aan het materialisme kleven wel negen problemen die in termen van het materialisme niet opgelost kunnen worden. Bv hoe kan er uit niets een oerknal tevoorschijn komen? Hoe kan uit dode materie leven ontstaan. Dat wijst op een niet-materiële invloed. Idealisten als Keith Ward en John Lennox wijzen dan op de Geest van God.  Op een andere manier wordt dit uitgewerkt binnen de procestheologie.

Meer over de wereldbeelden vind je HIER


-----
1 Dan blijkt dat Aristoteles - ondanks zijn voorkeur voor het concrete en het belang dat hij hecht aan de waarneming - er nogal eens naast zit:
  • muizen komen uit meel voort, vliegen en paling uit rottende kadavers, muggen uit dauw (spontane generatie) <> paren van mannetje en vrouwtje (Johannes Goedaert en andere entomologen).
  • iets dat valt heeft direct een constante snelheid, afhankelijk van zijn gewicht <> zwaartekrachtversnelling (Newton)
  • de natuur heeft een afkeer van het vacuüm (horror vacui) <> een ruimte kan wel leeg zijn (Torricelli)
  • geocentrisch zonnestelsel <> aarde draait om de zon (Keppler, Copernicus, Gallilei)
2 Dit was trouwens iets waarom men aanvankelijk ook moeite met Newton heeft. Hij verklaart de zwaartekracht nl ook als een eigenschap (van dingen met massa). Toch zou men Newton niet afwijzen, omdat zijn wetten wel goed de valbeweging van voorwerpen en de baan van de planeten voorspelden.
3 Het risico bestaat dat als het materialisme alle problemen weet te overwinnen, er voor God geen ruimte meer is.
4 De hemel als tegenhanger van de aarde is het huis of de wereld van God, de 'ruimte waar Hij woont en van waaruit Hij optreedt. Ik spreek liever van 'het verborgene' omdat de hemel als plek in de ruimte tegenwoordig (ruimtevaart) niet meer die vanzelfsprekende geloofwaardigheid heeft als in Bijbelse tijden. Vanuit het verborgene kan God zich melden (openbaren).
5Newton kwam tot deze opvatting vanwege onregelmatigheden in de baan van de planeten. Toen er later meer planeten en manen werden ontdekt, verdween deze onregelmatigheid.
terug

Afkortingen

Bijbelboeken > Register kolom 2
adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk
DL = Dordtse Leerregels
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HTB = Het Boek
HSV = Herziene  Staten Vertaling
Lat = Latijn
LXX = Septuaginta (Griekse Vertaling vh OT; 250 - 50 vC)
LV14 = Leidse Vertaling 1914
M = Meditatie (bv 1 Kor 13 M = Meditatie over 1 Kor 13)
NA - Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PKN = Protestantse Kerk Nederland
Pr = Preek (Ps 84 Pr = Preek over Psalm 84)
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
v = volgende vers (bv Ps 1: 1v betekent Ps 1: 1 - 2)
vv = volgende  verzen (bv Ps 1: 1vv betekent Ps 1: 1 - 3)
vC =  voor Christus