Manenschijn


Titel
God is zo groot dat Hij niet hoeft te bestaan. Onder die merkwaardige titel heeft G. Manenschijn, (1931- 2024) een boek gepubliceerd ‘over narratieve constructies van de geloofswerkelijkheid’ zoals de ondertitel luidt. Merkwaardig omdat wanneer wij bv zeggen 'dat huis is groot', niemand eraan twijfelt dat het huis ook echt bestaat. Het is onzin om te zeggen 'dat huis is groot, het bestaat niet'. Zoals het ook nonsens is om te beweren 'dat huis bestaat niet, het is groot.' Zijn en bestaan veronderstellen elkaar. Het zijn min of meer synoniemen.

Manenschijn doelt echter op wat anders, nl op de gewoonte in de theologie en ook in het geloof om eerst in een aanloopje het bestaan van God te willen bewijzen of minstens zeer aannemelijk te maken. Pas als dat gelukt is, kan God er zijn en is geloven in Hem geen dwaasheid meer, maar een redelijke onderneming. Van die aanloop wil Manenschijn af. Om misverstanden te voorkomen, had de titel beter kunnen luiden: God is zo groot, zijn bestaan hoeft niet bewezen te worden.

Geen Godsbewijzen
Manenschijn wil om uiteenlopende redenen af van de bewijzen voor het transcendente, het absolute , de Oneindige, God of het Opperwezen. In hoofdstuk 3 legt hij uit dat we niets missen als we niet meer kunnen bewijzen dat de werkelijkheid het bestaan van een goddelijke Ontwerper nodig heeft. Want deze Schepper lijkt toch niet op de God van Abraham, Izaäk en Jacob, de Abba-Vader van Jezus Christus. Zo'n bewijs maakt het geloof in de Bijbelse God eerder moeilijker dan dat het behulpzaam is.
In hoofdstuk 6 stelt hij dat na Kant de Godsbewijzen niet meer mogelijk zijn. Dan volgen enkele hoofdstukken waarin hij de concepten van spraakmakende theologen na Kant bespreekt, oa Schleiermacher, Barth, Pannenberg en Tillich. Manenschijn evalueert hun theologische ontwerpen en vindt dat hun uitgangspunt in openbaring, ervaring of geschiedenis niet geschikt is om het geloofsgebouw op te funderen. Openbaring, ervaring, transcendentie en andere theologische begrippen zijn volgens hem geen objectieve, beschrijvende termen, maar product van geloofsverbeelding.

God bestaat in de taal
We hebben alleen menselijke woorden, symbolen, verhalen over God. Of Hij los daarvan, buiten de verhalen bestaat zullen we nooit weten (p 221). Hij is aanwezig in de taal van het geloof. (p 225). De goddelijke werkelijkheid bestaat, maar dan uitsluitend als een product van onze gelovige verbeeldingskracht. Ze is subjectief geconstrueerd, een product van ‘boetserende creativiteit’, een poging om ervaringen van het onzegbare toch te zeggen. (p 263) En als wij zingen, bidden en vertellen over Hem, dan is en bestaat Hij in de metaforen en verhalen van onze gelovige verbeeldingskracht. (p 272)

Uitwerking
In de narratieve theologie gaat het er niet om allerlei waarheden over God, de hemel, de aarde, engelen enz uit de Bijbel af te leiden en tot een systeem samen te voegen, om daar in tweede insantie mee in te stemmen. Geloven is wat anders dan van alles over God aannemen. Het gaat erom, dat mensen hun levensverhaal kunnen verbinden met het verhaal over God, wat de verhalen uitwerken in hun levens (pragmatiek). Manenschijn geeft als voorbeeld de bekering van Augustinus, die een kind hoorde zeggen ‘tolle, lege’ (Latijn voor ‘neem en lees’ ) en vervolgens de Bijbel openslaat en getroffen wordt door wat Paulus schrijft in Rom 13: 13v. (p 283)

Niet historisch-kritisch
Lezend in de Bijbel is het zaak te letten op de interne geschiedenis – dwz wat betekent het verhaalde voor de personages? – en minder op de externe geschiedenis – wat is er in het echt precies gebeurd? – (p 287v).
De verhalen kunnen moeilijk zijn en zelfs ons tegenstaan, zoals Gen 22 over Abram die Izaäk moest offeren. We moeten die dingen niet gladstrijken, maar ‘met de verhalen meelezen’ (292) en ons laten verrassen en er zelf over gaan nadenken. Daar hoort ook bij, dat we verhalen niet in bronnen uiteenleggen, maar blijven bij de versie zoals we die nu in de Bijbel aantreffen. (p 293)

Wel historisch
Toch blijft de band met de geschiedenis onopgeefbaar. De Bijbelse verhalen zijn nl in veel gevallen op historische gebeurtenissen gebaseerd. Het verhaal over die dingen kan meer of minder waar zijn, en is altijd een interpretatie van wat er gebeurde (305) verteld vanuit een bepaald gezichtspunt. Maar juist zo (historisch en subjectief) kan het een vindplaats van levenservaring zijn. De Bijbel is beslist geen historische roman, die volledig fictief is. Als de historische Jezus een verzinsel van de oergemeente zou zijn geweest of als zijn aardse verschijning en optreden geheel ten onrechte met God in verband zouden zijn gebracht, zou het christelijk geloof niet meer waard zijn dan voorouderverering en spiritisme. (p 313).

Opvallend
In zijn boek gaat Manenschijn er zonder meer vanuit dat het wetenschappelijke, materialistische wereldbeeld het juiste is. Daar zijn toch wel vragen bij te stellen. Verder stelt hij duidelijk dat de mens één keer leeft. Na het sterven heeft hij niets meer te verwachten. (hoofdstuk 19).

Bedenking
Manenschijn geeft geen omschrijving of definitie van God. Hij gaat er vanuit dat de lezers en/of gelovigen wel zullen weten wie of wat met dat woordje is bedoeld. Maar weten ze dat? En bedoelen ze allemaal hetzelfde? Wat dan? Of praten ze langs elkaar heen? En zijn alle Bijbelse verhalen over God even geldig?

Anliegen
Het voordeel van een niet-omschreven God is dat je gemakkelijk kunt beweren dat Hij is, en dat je niet kunt bewijzen dat Hij wel of niet bestaat. Een omschrijving als Schepper, Geest etc trekt de transcendente God in de taal van de alledaagse werkelijkheid en roept als vanzelf de vraag op of die Schepper, Geest enz wel bestaat. Die kant wil Manenschijn niet op, omdat het ons van de Bijbelse verhalen over God afleidt en dus van de Bijbelse God doet vervreemden. Manenschijn gaat het er bovenal om, dat we met de Bijbelse God leven en niet een theorie over het bestaan van een filosofische God aanhangen. Daarin is hij zeer te prijzen, ook als we hem niet in alle punten volgen.

terug

Afkortingen

Bijbelboeken > Register kolom 2
adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk
DL = Dordtse Leerregels
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HTB = Het Boek
HSV = Herziene  Staten Vertaling
Lat = Latijn
LXX = Septuaginta (Griekse Vertaling vh OT; 250 - 50 vC)
LV14 = Leidse Vertaling 1914
M = Meditatie (bv 1 Kor 13 M = Meditatie over 1 Kor 13)
NA - Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PKN = Protestantse Kerk Nederland
Pr = Preek (Ps 84 Pr = Preek over Psalm 84)
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
v = volgende vers (bv Ps 1: 1v betekent Ps 1: 1 - 2)
vv = volgende  verzen (bv Ps 1: 1vv betekent Ps 1: 1 - 3)
vC =  voor Christus