6 Onze tijd: Agnosme
Hoe zijn we gekomen waar we nu zijn: een tijd waarin steeds meer mensen hun schouders ophalen over God?
Klassiek
Vele eeuwen vonden mensen het vanzelfsprekend om in God te geloven. Ze vroegen zich af wie of wat heeft alles gemaakt? Wie of wat geeft ons de levenskracht? Wat is goed en wat is slecht? Is de dood het einde van alles? Hun religies en goden vormden het antwoord op die vragen.
Aristoteles (384 - 322 vC) en andere filosofen dachten daarover na en formuleerden die vragen en antwoorden op een abstracte manier. Ze wilden hun geloof in God, hun vragen en antwoorden combineren met de wereld zoals ze zich die dachten. In een versimpelde weergave:
- Er moet toch iets zijn dat alle dingen heeft gemaakt?
Antwoord: dat is de eerste oorzaak die zelf niet veroorzaakt is, dat is wat gelovigen God noemen. - Er moet toch iets zijn dat allesbehalve in beweging heeft gezet?
Antwoord: dat is de beweger die zelf niet beweegt, oftewel God. - Er moet toch iets zijn waaraan alle dingen (zijnden) hun aanzijn aan ontlenen?
Antwoord: dat is het zijn, de dragende grond, dat is wat in het geloof God heet. - Er moet toch iets zijn waardoor wij verlangen naar het goede, ware en schone
Antwoord: dat is de drijvende kracht, anders gezegd, dat is God. - Er moet toch iets zijn waar de geschiedenis op uitloopt?
Antwoord: dat is de uiteindelijke bestemming, in religieuze taal God.
Voor Aristoteles was God het antwoord op de laatste vragen. Hij zag God vooral als oorzaak om allerlei verschijnselen van de werkelijkheid te kunnen verklaren.
Middeleeuwen
Natuurlijk zag men in de kerk wel dat deze abstracte God, op zo grote afstand van ons mensen, boven en buiten tijd en ruimte, voorbij de grenzen van de kosmos en het leven, enorm verschilde van de Bijbelse God. De Bijbel vertelt van een God die weliswaar alles overstijgend is, maar op een andere manier dan de filosofen zich God denken. In zijn hoogheid blijkt Hij juist ongedacht nabij te zijn, hartstochtelijk betrokken bij mensen en hun geschiedenis. Hij geeft de Torah, stuurt profeten, wordt in Jezus mens, komt als Geest in mensen wonen. Dat bedenk je niet als je abstract theoretiseert. Daarvoor moet je oog hebben voor de concrete werkelijkheid en wat daar gebeurt. Je oor te luisteren leggen bij wat God zegt (volgens mensen).
Ondanks deze grote verschillen nam de kerk toch het filosofische Godsbeeld over. Ze rechtvaardigde en onderbouwde dat door te spreken over algemene openbaring (naast de bijzondere in de Bijbel) en natuurlijke theologie (aangeboren Godskennis). Het belang van de kerk is duidelijk: de Godsbewijzen vormden een handig bruggetje om buitenstaanders en twijfelaars van het geloof te overtuigen.1 We vinden het terug bv in artikel 1 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (...dat er een enig en eenvoudig geestelijk Wezen is, hetwelk wij God noemen, eeuwig, onbegrijpelijk, onzienlijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig; volkomen wijs, rechtvaardig, goed, en een zeer overvloedige fontein aller goeden ). De kerk probeerde wel in prediking, pastoraat en catechese het filosofische Godsbeeld aan te kleden met Bijbelse elementen. Maar het resultaat is toch dat velen in ons land bij God denken aan de Voorzienigheid, het Opperwezen, De Albestuurder, de Almachtige. Dit is het klassieke theïstische godsbeeld.
Moderne Tijd
Vanaf de Renaissance zijn er steeds vaker mensen die een vraagteken achter deze Godsbewijzen zetten, bv. Descartes en Pascal. Niet omdat ze van het geloof af willen, maar omdat ze niet tevreden zijn met de Godsbewijzen. Ze zoeken betere en vinden die ook (vinden ze zelf).
Sinds de Verlichting (18-de eeuw), ingeluid met het werk van Kant, zijn Godsbewijzen eigenlijk niet meer mogelijk. Kant toont aan dat het denken van de mens noodzakelijkerwijs gebruik maakt van categorieën, maar dat die denkvormen niets zeggen over de werkelijkheid op zichzelf (an sich) en dus ook niet over God. Toch is Kant geen atheïst: volgens hem is God noodzakelijk voor het terrein van de waarden en normen: er moet toch een instantie zijn die beloont of bestraft?
Vanaf de 19-e eeuw horen we Feuerbach, Nietzsche, Marx, Freud en anderen beweren dat godsdienst niet over God gaat, maar iets over mensen verraadt. Zij heten wel de meesters van de argwaan. Die opvattingen leven voort in sommige kringen van het postmodernisme. Godsdienstkritiek is trouwens iets van alle tijden.
De opkomst van de wetenschap geeft steeds meer mensen het idee dat alles volgens natuurwetten verloopt. De werkelijkheid bestaat uit materie en energie2. Volgens dit materialisme zijn geloof, kunst, moraal, wetenschap en andere geestelijke dingen tijdens de evolutie van mensen opgekomen. Ze slaan niet op een objectieve werkelijkheid alsof God, het schone, het goede, het ware echt bestaan, het is fictie die het overleven van de soort mens bevordert.3
De aardbeving (Lissabon, 1755), tsunami (ZO Azië, 2004) en het geweld dat mensen elkaar aandoen (twee wereldoorlogen) slaan velen met verbijstering. Het lukt hun niet meer te geloven in een Opperwezen. Het bruggetje naar God werkt averechts: het is nu de loopplank om de kerk te verlaten. Vanwege dit theïstische Godsbeeld doen mensen hun geloof aan de kant.
Natuurlijk zijn ook velen klaar met God en geloof wanneer hun kerk voortdurend de zondigheid en schuld van mensen benadrukt en alle natuurlijke verlangens verbiedt..
Agnosme
Zo zijn we aangekomen in onze tijd. Onze westerse cultuur heeft afscheid van God genomen. God hoeft niet meer. Houtepen (God, een open vraag, p. 53) spreekt van agnosme4 (Gr = niet weten) en omschrijft dat als volgt:
‘Er is ik en jij, wij en de wereld, en daarbinnen vele raadsels en geheimen, maar geen ’Derde’, geen ‘Andere’, niet een van de ons bekende werkelijkheid onderscheiden ‘Opperwezen’, geen richtsnoer, leidraad of geweten dan alleen onze zelfgemaakte wetten, geen rechter over levenden en doden. Natuurlijk weten we van waarden en doelen voor het leven … maar er zijn geen ‘hogere doelen’, er is geen ‘zielereis’ laat staan een ‘heilsgeschiedenis’.’
Als kerk en geloof gebruik blijven maken van een Godsbeeld gebaseerd op algemene openbaring en natuurlijke theologie zal de kerkverlating wel aanhouden. Is het mogelijk om op een andere manier over je oorsprong, dragende grond, drijvende kracht en eindbestemming te spreken? Als dat niet lukt, rest de mens niets anders dan te leven leven voor enkel hier en nu. Hij zal geloven dat hij zijn geluk moet zoeken in geld, eer, macht, genot enz. Dan zijn we terug bij de afgoden van het heidendom.
----
1 Anselmus en anderen wisten zelfs nog nieuwe Godsbewijzen te ontwikkelen. Dat bedenken gaat door tot op vandaag: in ons land is E. Rutte er druk mee.
2 Die ergens hetzelfde zijn want gaan in elkaar over: E = MC2. Maar van wat is datgene waarvan massa en energie aspecten zijn?
3 Volgens Yuval Harari (in zijn boek Sapiens) fictie, opgekomen toen mensen in grote groepen begonnen samen te leven en iets nodig had dat hen verenigde.
4 Er zijn ook andere benamingen. Miskotte spreekt van de vijfde mens en over echt en onecht nihilisme. (Als de Goden zwijgen).
Afkortingen
van de Bijbelboeken > Register (kolom 1) adhv = aan de hand van Afb = Afbeelding BGT = Bijbel in Gewone Taal BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT) bv = bij voorbeeld CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk DL = Dordtse Leerregels dwz = dat wil zeggen eva = en vele anderen GNB - Groot Nieuws Bijbel GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland) Gr = Grieks HCat = Heidelbergse Catechismus Hebr = Hebreeuws HKB = Historich Kritische Benadering (of Bijbelonderzoek) HSV = Herziene Staten Vertaling HTB = Het Boek ID = Intelligent Design itt = in tegenstelling tot Lat = Latijn LuV = Lutherse Vertaling LV14 = Leidse Vertaling 1914 LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC) M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1) NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT) NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004) NBG = Nederlands Bijbel Genootschap NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951) NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004) NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021) nC = na Christus NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis NT = Nieuwe of tweede Testament OT = Oude of eerste Testament p. = pagina of pagina's PKN = Protestantse Kerk Nederland PM = Post Modernisme Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84) Q = Quelle, bron van uitspraken van Jezus RKK = Rooms Katholieke Kerk SV = Staten Vertaling TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim v = volgende vers (bv Ps 1: 1v = Ps 1: 1 - 2) vC = voor Christus vd = van de vv = volgende verzen (bv Ps 1: 1vv = Ps 1: 1 - 3) WV = Willibrord Vertaling X = Chiasme (kruisstelling) > = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2) // = synoniem parallellisme <> = antithetisch parallellisme |