Ruth 2


Voor verdeling en onderverdeling en achtergronden, klik hier

Ruth 2: 1
Nu was Naomi van de kant van haar echtgenoot Elimelech verwant aan een moedig en invloedrijk man, die Boaz heette. (NBV21)

De verteller richt zich tot ons, zijn lezers om belangrijke informatie over ene Boaz te geven. Wij weten nu meer dan Ruth en vragen ons af, of Ruth ook komt te weten dat Boaz familie (Hebr misjpachah) van Elimelech is, een verwant dwz een verre neef of oom. Het is zelfs onzeker of Boaz dat weet. Hij laat het in elk geval niet merken. Pas in Ruth 3 vertelt Ruth hem deze feiten. Ruth zelf hoort er via haar schoonmoeder voor het eerst van in 2: 20v. T is dus even spannend.

Ruth 2: 2v
Ruth, de Moabitische, zei tegen Naomi: ‘Ik wil graag naar het land gaan om aren te lezen bij iemand die mij goedgezind is.’ Naomi antwoordde: ‘Doe dat maar, mijn dochter.’ 3 Ze ging dus naar het land om aren te lezen, achter de maaiers aan. Bij toeval kwam ze op de akker van Boaz, het familielid van Elimelech. (NBV21)

Waar Naomi geen initiatief ontplooit, doet Ruth dat wel. Ze wil niet van de honger omkomen en nu het oogsttijd is, gaat ze naar de akkers om aren te rapen. De Torah schreef immers voor dat een boer de randen van zijn akkers niet mocht maaien en ook dat hij van het gemaaide graan wat op de akkers laat liggen (Lev 19: 9 - 10; 23: 22; Deut 24: 19 - 22). Wat zo bleef staan en liggen, was voor de allerarmsten. Niet iedere boer was daar even royaal in. Ruth hoopt op een die haar goedgezind (Hebr chen = genade) is. Ze overlegt deze dingen met Naomi en krijgt van haar toestemming. Opvallend is dat zij Ruth nu heel hartelijk ‘mijn dochter’ noemt (in 3: 1 opnieuw).
Merkwaardig is, dat Naomi wel weet heeft van Boaz (blijkt uit 20v), maar Ruth niet aanraadt naar diens akkers te gaan. Ruth zelf weet van niets. Het is dus echt toevallig, in de zin van niet door mensen beraamd, (Hebr miqreh) dat Ruth juist op zijn akkers terecht komt. Maar had misschien de HEER de hand in deze dingen?1

We moeten dat aren lezen op de akkers niet romantiseren, alsof het een leuke bezigheid was. Het was integendeel zwaar (voortdurend bukken), saai werk en de opbrengst meestal niet al te royaal.

Ruth 2: 4 – 7
Na enige tijd kwam Boaz zelf eraan, uit Betlehem. ‘De HEER zij met jullie,’ groette hij de maaiers. ‘De HEER zegene u,’ groetten zij terug. 5 Boaz vroeg de voorman van zijn maaiers: ‘Bij wie hoort die jonge vrouw daar?’ 6 De man antwoordde: ‘Dat is de Moabitische vrouw die met Naomi mee teruggekomen is. 7 Toen ze hier aankwam zei ze: “Ik zou graag achter de maaiers aan willen gaan om aren te lezen bij de schoven,” en nu is ze hier al de hele dag, vanaf de vroege ochtend – ze heeft maar even gezeten.’ (NBV21)


Al even toevallig (?) komt Boaz die ochtend naar de akker. Als hij die dag niet gekomen was, zouden zijn maaiers dan zo goed en vriendelijk voor Ruth zijn geweest? Waarschijnlijk niet. En zou ze dan de volgende dag zijn teruggekomen, of op een andere akker haar geluk proberen?
De woorden waarmee Boaz en de maaiers elkaar begroeten gaan wel wat verder dan ‘goedemorgen’. Ze wensen elkaar Gods nabijheid en zegen toe. Dat wijst op goede verhoudingen. Niet die van een baas met knechten of slaven, maar van gelijkwaardige mensen met verschillende mogelijkheden en verantwoordelijkheden. Vervolgens vraagt Boaz de voorman ‘aan wie die vrouw (Hebr na’erah) behoort’. Bedoelt hij zoiets als 'wie laat zijn vrouw toch zo zwaar werken?' Of heeft hij direct al een oogje op haar en hoopt hij dat ze nog van niemand is? De voorman antwoordt niet dat ze de echtgenote van een man is, maar dat ze bij Naomi hoort. De naam Ruth noemt hij niet, wel dat ze een Moabitische is. Dat is geen aanbeveling, maar dat ze met Naomi is meegekomen, is wel in haar voordeel evenals het gegeven dat ze al vanaf de vroege ochtend vrijwel onafgebroken in de weer is op de akker. Maw: Ruth is ijverig en haar armoede is een groot probleem. Boaz antwoordt de voorman niet, maar richt zich nu tot Ruth.


Afb 29  
Ruth en Boas (+/- 1645) door
Nicolaes Pietersz. Berchem. (Rijksmuseum)


Ruth 2: 8v
Daarop zei Boaz tegen Ruth: ‘Luister goed, mijn dochter. Je moet niet naar een andere akker gaan om aren te lezen; ga hier niet weg, maar blijf dicht bij de vrouwen die voor mij werken. 9 Volg ze op de voet en houd je ogen gericht op het veld waar gemaaid wordt. Ik zal mijn mannen zeggen je niet lastig te vallen. Als je dorst hebt, ga dan naar de kruiken en drink van het water dat ze daar scheppen.’ (NBV21)


Hij had haar als Moabitische kunnen aanspreken, zoals de voorman haar noemde. Maar zo ziet hij haar niet.2 Hij noemt haar net als Naomi ‘mijn dochter’ (opnieuw in 2: 22 en 3: 10. 11 en 16), alsof ze een volksgenote is. Kennelijk spreekt deze ijverige vrouw die met haar schoonmoeder is meegekomen en haar vaderland heeft verlaten hem aan. Herkent hij bij haar iets van wat hij zelf zo belangrijk vindt: de zorg voor elkaar zoals de Torah gebiedt?
Die zorg gaat hij haar nu ook bieden, en royaal ook: elke dag van de oogst mag ze komen om aren te lezen. De mannen (maaiers) mogen haar niet lastig vallen. Hij raadt haar aan dichtbij de vrouwen (die gerst en koren binden en op schoven zetten zodat het kan drogen) te blijven en niet de aandacht van mannen te trekken door rond te kijken. Water kan ze krijgen zoveel als ze wil.


Ruth 2: 10 – 13
Ze knielde, boog diep voorover en zei: ‘Waarom bent u zo vriendelijk voor mij? U behandelt mij goed, terwijl ik toch maar een vreemdeling ben.’ 11 Boaz antwoordde: ‘Meer dan eens is mij verteld over alles wat je voor je schoonmoeder hebt gedaan na de dood van je man: dat je je vader en moeder en je geboorteland hebt verlaten en naar een volk bent gegaan dat je volkomen onbekend was. 12 Moge de HEER je daarvoor rijkelijk belonen – de HEER, de God van Israël, onder wiens vleugels je bent komen schuilen.’ 13 ‘U bent goed voor mij, heer,’ zei ze. ‘U biedt me troost en spreekt me moed in, terwijl ik niet eens bij u in dienst ben.’ (NBV21)


Ruth merkt dat Boaz haar niet behandelt als de eerste de beste vreemdeling en vraagt hem naar zijn motivatie. Het is inderdaad de zorg die Ruth aan haar schoonmoeder bewees en dat ze om bij haar te kunnen blijven, haar vader en moeder heeft verlaten (die leven kennelijk nog) en haar vaderland verruild voor een volk dat haar vreemd is (en haar zelfs als vijand zou kunnen beschouwen). Dat is een daad van onbaatzuchtige liefde Hij wenst haar toe dat de HEER haar daarvoor zou belonen. Hoe die beloning eruit zou kunnen zien, laat Boaz in het midden. Maar zijn eigen royale opstelling (vers 14vv) en later zijn huwelijk met Ruth en de geboorte van een zoon Obed zijn een deel van die zegen. Uit wat volgt blijkt dat Boaz heel goed begrijpt dat hij handen en voeten voor God moet zijn. Of beter gezegd: de vleugels van de HEER waaronder Ruth komt schuilen (12), die zal hij haar bieden (3: 9vv). Ruth spreekt opnieuw haar verwondering uit, dat Boaz zo goed voor haar is, terwijl zij niet eens bij hem in dienst is: hij heeft geen verplichtingen aan haar. Wat hij doet is ‘meer dan het gewone’. Dat blijkt ook uit het vervolg.

Ruth 2: 14 – 16
Toen het etenstijd was zei Boaz tegen haar: ‘Kom maar hier en neem een stuk brood en doop het in de wijn.’ Ze ging naast de maaiers zitten, en hij gaf haar geroosterd graan. Ze at tot ze genoeg had en ze hield zelfs nog over. 15 Toen ze weer opstond om te gaan werken, gaf Boaz zijn mannen de volgende opdracht: ‘Laat haar ook tussen de schoven aren lezen, zeg daar niets van. 16 Integendeel, jullie moeten juist wat halmen voor haar uit de bundels trekken en die laten liggen, zodat zij ze op kan rapen. Verwijt haar dus niets.’ (NBV21)


Bij een maaltijd mogen aanschuiven, betekent dat je welkom en geaccepteerd bent. Boaz nodigt haar uit om bij hem en de maaiers te komen eten. Hij geeft haar meer dan genoeg te eten. Wat ze niet op kan, neemt ze straks mee naar huis (18). Na het eten gaat het oogsten verder. Boaz regelt dat Ruth gemakkelijk en veel aren kan oprapen.

Ruth 2: 17 - 18a
Zij werkte tot de avond op het veld en sloeg de korrels uit de aren die ze geraapt had. Het was ongeveer een efa gerst. 18 Ze pakte het op en ging terug naar de stad. (NBV21)


Het aren lezen is een succes. Na het dorsen heeft Ruth een efa (ruim 40 liter) gerstekorrels.

Ruth 2: 18b - 19
Toen Naomi zag hoeveel ze verzameld had, en toen Ruth haar ook nog gaf wat ze van het middagmaal had overgehouden, 19 riep ze uit: ‘Waar heb jij vandaag aren gelezen, waar heb je gewerkt? Gezegend de man die jou zo goed heeft behandeld!’ Ruth vertelde haar schoonmoeder dat de man bij wie ze die dag gewerkt had, Boaz heette. (NBV21)


De verbazing van Naomi is groot: zoveel gerst en geroosterd graan. Dat is veel meer dan wat het aren lezen normaliter oplevert. Haar uitroep (gezegend enz en vers 20) laat zien dat haar verbittering om de Almachtige (1: 20v) voorbij is. Ze wil er alles van weten. Dan vertelt Ruth dat ze bij ene Boaz heeft gewerkt.

Ruth 2: 20
Toen zei Naomi tegen haar schoondochter: ‘Moge de HEER hem zegenen, want hij heeft trouw bewezen aan de levenden en aan de doden.’ En ze vervolgde: ‘Hij is een naaste verwant van ons en kan daarom zijn rechten als losser laten gelden.’ (NBV21)


Nu ze naam Boaz heeft gehoord, wordt Naomi nog veel blijer. Voor de tweede keer wenst Naomi Boaz de zegen van de HEER toe. Nu omdat hij trouw (Hebr. chesed; ook in 1: 8 en 3: 10) heeft bewezen:
  • aan de levenden - dat zijn Ruth en Naomi - nl door Ruth zo royaal te laten aren lezen en zo indirect Naomi te helpen.
  • en de doden - dat zijn Elimelech, Machlon en Kiljon - nl ook indirect door straks als losser op te treden (hoopt. gelooft Naomi)
Dan verklaart Naomi haar opwinding aan Ruth en vertelt dat Boaz familie is en het recht heeft als losser op te treden. Dit is een nieuw element dat enige spanning opwekt: als lezer word je benieuwd of en zo ja, hoe dit lossen gaat gebeuren? Alleen het land akkerland van Elimelech overnemen? En/of ook een zwagerhuwelijk?. Van deze dingen blijkt eerst nog niets. Pas op het eind van de oogsttijd (2: 23) komt er verandering in de moeilijke situatie van Naomi en Ruth.
Overigens doet de NBV21 alsof Boaz de enige losser is. In de grondtekst staat echer dat hij één van de lossers is. De NBV51 heeft dan ook:
Verder zeide Noömi tot haar (Ruth): Die man is aan ons verwant, hij is een van onze lossers.3

Ruth 2: 21v
Ruth, de Moabitische, zei: ‘Hij heeft ook nog tegen me gezegd dat ik bij zijn maaiers moest blijven totdat zijn hele oogst is binnengehaald.’ 22‘Het is goed dat je optrekt met de vrouwen op zijn land, mijn dochter,’ zei Naomi tegen Ruth, ‘want dan zal niemand je op een ander veld lastig kunnen vallen.’ (NBV21)


Ruth (en Naomi) blijven aangewezen op het aren lezen, nog weken lang. Toch zijn de grootste zorgen na die eerste dag voorbij. Ruth is welkom op de akkers van Boaz. Dat moeten er heel wat zijn geweest, want ze zijn er de gehele oogsttijd - eerst de gerst in het voorjaar, daarna de tarwe (v2: 23) tot in het begin van de zomer - druk mee. Behalve moedig en invloedrijk (2: 1) is Boaz ook een rijk man, een boer met veel land. Voor Ruth is dat een vooreel: ze hoeft niet naar akkers van anderen, die haar misschien niet zo gunstig gezind zijn.

Ruth 2: 23
Ze bleef dus aren lezen bij de vrouwen die voor Boaz werkten, tot het einde van de gerste- en de tarweoogst. Al die tijd woonde ze bij haar schoonmoeder. (NBV21)

Berooid was Naomi uit Moab terug gekomen, maar in Bethlehem heeft ze blijkbaar toch bij iemand onderdak gevonden, of had ze nog een huis en andere bezittingen? In elk geval wel akkerland, dat gaat Boaz (Ruth 4) overnemen.
Merkwaardig: Ruth 3 speelt in de tijd van de gersteoogst (vers 2, 15 en 17) die aan de tarweoogst vooraf gaat. De vertaling ' tot het eind van de gersteoogst, (het begin) van de tarweoogst is niet mogelijk.

Gespreksvragen:
* Weet je meer voorbeelden van toeval in de Bijbel? Waarom spreekt de Bijbel zo weinig van toeval?
* Waarom zegt de schrijver hier niet: De HEER leidde Ruth naar de akkers van Boaz?
* De dagelijkse werkelijkheid lijkt wel gedetermineerd: alles ligt vast en is voorspelbaar. Maar soms zijn er verrassingen, waar je (soms pas na enige tijd) iets van Gods leiding of zorg in ziet of vermoedt. Dat noem je toeval = iets dat je toe valt. Weet je voorbeelden uit je eigen leven?

* Ruth’s daad van onbaatzuchtige liefde (vs 10 - 13), zou je dat ook een offer kunnen noemen? Of vind je het meer een Abramitisch avontuur?.



-----
1 De Bijbel spreekt maar weinig over toeval, toevallig, bij geval: 1 Sam 6: 9; 2 Sam 1: 6, 2 Sam 20: 1, Pred 9: 11 en Luc 10: 31.
2 Zo noemt hij haar alleen in 4: 5 om de andere verwant ervan te weerhouden losser te worden, en 4: 10.
3 In het Hebr staat er een vorm van go'el (losser) voorafgegaan door mi(n) (van) en gevolgd door noe (ons/onze). Het mi(n) heeft alleen maar zin als de schrijver wilde zeggen dat er meerdere lossers zijn. Had de schrijver willen zeggen dat er slechts een losser was, dan zou hij ' onze losser'  of ' onze enige losser'  hebben geschreven. Verderop in het verhaal blijkt er inderdaad nog een 'andere losser'  te zijn.  De later toegevoegde klinkertekens bij go'el zijn echter niet correct voor een meervoudsvorm.

 
terug

Achtergronden


Artikelen over:
Geloof Kennis en Openbaring
Bijbel
Iets, God, opnieuw God
Israël, Volken, Christenen
Oude Tijd, Nieuwe Tijd
Oude Mens, Nieuwe Mens
Jezus
Passio, Pasen, Pinksteren

Kerk anno nu oa pastoraat en liturgie

Theologische Stromingen
Theologische Begrippen

 
 

Afkortingen


van de Bijbelboeken > Register (kolom 2)

adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
bv = bij voorbeeld
CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk
DL = Dordtse Leerregels
GNB - Groot Nieuws Bijbel
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HTB = Het Boek
HSV = Herziene  Staten Vertaling
ID = Intelligent Design
Lat = Latijn
LuV = Lutherse Vertaling
LV14 = Leidse Vertaling 1914
LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC)
M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1)
NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PM = Post Modernisme
PKN = Protestantse Kerk Nederland
Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84)
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
v = volgende vers (bv Ps 1: 1v betekent Ps 1: 1 - 2)
vd = van de
vv = volgende  verzen (bv Ps 1: 1vv betekent Ps 1: 1 - 3)
vC =  voor Christus

WV = Willibrord Vertaling
X = Chiasme (kruisstelling)
> = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2)
// = synoniem parallellisme
<> = antitthetisch parallellisme