Ruth 1


Voor verdeling en onderverdeling en achtergronden, klik hier

Ruth 1: 1 – 5
1 In de tijd dat de rechters het volk leidden, brak er een hongersnood uit in het land. Een man trok daarom met zijn vrouw en zijn twee zonen weg uit Betlehem in Juda, om als vreemdeling te gaan wonen in de vlakte van Moab. 2 De naam van de man was Elimelech, die van zijn vrouw Naomi, en zijn twee zonen heetten Machlon en Kiljon; het waren Efratieten uit Betlehem in Juda. Toen ze in de vlakte van Moab waren aangekomen, bleven ze daar wonen. 3 Na enige tijd stierf Elimelech, de man van Naomi, en zij bleef achter met haar twee zonen. 4 Zij trouwden allebei met een Moabitische vrouw. De naam van de ene was Orpa, die van de andere was Ruth. Nadat ze daar ongeveer tien jaar gewoond hadden, 5 stierven ook Machlon en Kiljon, en de vrouw bleef alleen achter, zonder haar twee zonen en zonder haar man. (NBV21)

Met de rechters zijn Gideon, Simson en anderen bedoeld, de leiders van het volk in de tijd dat er nog geen koningen waren (+/- 1.200- 1.100 vC). Een tijd die niet goed bekend staat: ieder deed wat goed was in zijn ogen1 (Ri 17: 6 en 21: 25) dwz stoorde zich niet aan God en zijn gebod.
Een hongersnood door droogte en misoogsten kwam vaker voor (2 Sam 21: 1 - drie jaar; 2 Kon 8: 2 - zeven jaar). Een hongersnood bracht Jakob en zijn zonen zelfs in Egypte (Gen 41 - 47). Honger en gebrek verwacht je niet in het land van belofte. Is het een straf van God voor zijn volk? 'T is tenslotte de tijd van de Richters. Bethlehem, het stadje dat ‘huis van brood’ betekent, is geen broodhuis (bakkerij of graanschuur) meer!

Elimelech besluit zijn geluk elders te zoeken. Is dat een gebrek aan geloof dat God voor hem en zijn gezin zou zorgen? Of juist een daad van geloof: dat hij God ook in het buitenland kan dienen. Het getuigt ook van verantwoordelijkheid voor zijn gezin. En degenen die niet de hongersnood ontvluchtten, deden die dat uit geloof en gehoorzaamheid? Dat David zijn familie in veiligheid brengt in datzelfde Moab, wordt zonder afkeuring verteld (1 Sam 22: 1 - 5).
De betekenis van hun namen (Machlon = ziekte en Kiljon = zwakte) wijst erop dat de jongens een zwakke gezondheid hadden. Het is te begrijpen dat hun ouders de honger ontvluchten. Ze menen in het veld (Hebr sadèh - vers 1, 2, 6 en 22) van Moab (itt het veilige stadje Bethlehem nu 'op de vlakte') een toekomst te vinden. Ze gaan daar als vreemdelingen wonen. Dwz ze hebben er geen land, maar kunnen wel aan de kost komen door zich als knecht of dagloner te verhuren. De leeftijd van de jongens blijft achterwege. Omdat ze nog niet getrouwd zijn waarschijnlijk jonger dan +/- 15 jaar.
Moab ligt ten Oosten van de Jordaan, ter hoogte van Juda. Tussen Israël en Moab was voortdurend een grote haat. Moab gold als een van de aartsvijanden van Israël omdat ze het volk op z'n toch door de woestijn niet van eten en drinken hebben voorzien. (Deut 23: 3v) Na de ballingschap wordt de wetgeving strenger: een Moabiet kon niet opgenomen worden in het Joodse volk: Neh 13: 1

Kort nadat ze zich in Moab gevestigd hadden sterft Elimelech. Is dat een straf omdat hij het beloofde land verruilde voor het land van de vijand? En sterven zijn zonen omdat ze trouwden met Moabitische vrouwen? Die stonden niet goed bekend. In Num 25 en 1 Kon 11 zijn het Moabitische, buitenlandse vrouwen die Israëlitische mannen en koning Salomo tot afgodendienst brengen. Bleef het huwelijk van Machlon en Kiljon om die reden kinderloos?
De lezer is vrij om zulke moralistische verklaringen te bedenken, maar in de tekst vinden we er geen aanwijzingen voor. Het beeld dat de schrijver geeft, is dat Moab meevalt: Elimelech vindt er onderdak, zijn zonen werk en elk een vrouw. Van vijandigheid is geen sprake. Orpa en ihb Ruth zijn straks buitengewoon lief en zorgzaam (1: 6vv) voor Naomi. En zonder Ruth zou er geen koning David zijn geweest.
NB: dit gedeelte waarin het gaat om honger, dood en een naam die dreigt te verdwijnen, heeft een tegenhanger 4: 13vv waar het gaat om geboorte en een naam die blijft.

Ruth 1: 6 – 10
6 Toen Naomi hoorde, daar in Moab, dat de HEER zich het lot van zijn volk had aangetrokken en het weer brood had gegeven, maakte ze zich samen met haar twee schoondochters gereed om Moab te verlaten en terug te keren. 7 Samen met hen verliet ze de plaats waar ze gewoond had en ging terug naar Juda. Maar eenmaal onderweg 8 zei Naomi: ‘Gaan jullie nu maar allebei terug naar het huis van je moeder. Moge de HEER zo goed voor jullie zijn als jullie voor mij en mijn gestorven zonen zijn geweest. 9 Moge Hij ervoor zorgen dat jullie allebei geborgenheid vinden in het huis van een man,’ en ze kuste hen. Toen barstten zij in tranen uit 10 en zeiden: ‘Maar we willen met u terugkeren naar uw volk!’ (NBV21)

Waar de schrijver de relatie God – hongersnood in het midden liet, is hij nu wel duidelijk: de HEER heeft zich het lot van zijn volk aangetrokken3. Dat blijkt uit het feit dat er weer brood te eten is. Hij heeft aan de hongersnood een einde gemaakt. God zit in elk geval wel achter de goede dingen (straks ook in de gave van kinderen 4: 12 en 13). Heeft de hongersnood tien jaar geduurd? Dan heeft Naomi op dit bericht gewacht. Of was de hongersnood al eerder over, maar vond ze het met haar zonen niet nodig naar het land van belofte terug te keren, omdat het in Moab wel beviel? Hoe dan ook, na de dood van haar zonen ziet ze geen reden om nog langer in Moab te blijven. Ze wil direct terug. Maar wat trekt haar naar Bethlehem? Denkt ze aan een stukje land en aan familie? Of wil ze nu uit het heidense land weg om weer deel uit te maken van Gods volk?
De band met de schoondochters is in elk geval goed: die willen met haar mee. Zijn die twee geboeid door het geloof van Naomi? Maar hoe bitter is ze ondertussen geworden, boos op God!. Ontsteekt dat geloof bij een ander? Terugkeren (Hebr sjoev) is het themawoord in dit hoofdstuk (verzen 6, 7, 8, 10, 11, 12, 15, 16 en 22; in het Hebr zelfs 12 keer).

Onderweg bedenkt Naomi zich. Voor haar twee schoondochters ziet ze geen toekomst in Juda. Heel onbaatzuchtig raadt ze hun aan niet bij haar te blijven, maar naar het ouderlijk huis terug te keren. Dat heet hier vrij uitzonderlijk huis van moeder genoemd ipv het gangbare vaderhuis. Misschien zullen ze in Moab een man vinden, geborgenheid, een gezin met kinderen kunnen stichten. Maar mocht Naomi dat wel? Haar schoondochters niet meenemen naar Israël maar achterlaten in het heidense Moab bij Kemos4 en de andere goden? In elk geval wenst ze hun toe dat de HEER hun zijn goedheid (Hebr chesed) zal bewijzen. Ze gelooft dus dat de goede invloed van de HEER ook naar Moabitische vrouwen uitgaat. En dat die invloed niet alleen in Israël is te vinden, maar ook over de grenzen heen onder de niet-Joodse volken (gojiem). Deze positieve dingen verwacht ze van haar God, de HEER, niet van de Moabitische goden. Naomi zegt niet wat Ruth straks zegt: ‘uw God is mijn God’ maar ‘mijn God is de uwe’.

Met een kus denkt ze afscheid te nemen, maar de beide schoondochters willen met haar mee, naar haar volk, het Joodse. Sommige uitleggers menen dat hier Orpa aan het woord is, omdat deze woorden niet zo diep gaan als die van Ruth in 1: 16v. Maar de tekst geeft duidelijk een meervoud aan: ze (Orpa en Ruth) zeiden, en Naomi’s antwoord is aan allebei gericht.

Ruth 1: 11 - 14
11 ‘Ga terug, mijn dochters,’ zei Naomi, ‘waarom zouden jullie met mij meegaan? Kan ik soms nog zonen krijgen die jullie mannen kunnen worden? 12 Ga toch terug, want ik ben te oud voor een man. Zelfs al zou ik nog hoop koesteren, zelfs al sliep ik vannacht nog met een man en al bracht ik nog zonen ter wereld – 13 zouden jullie dan wachten tot ze groot zijn en je ervan laten weerhouden met een andere man te trouwen? Nee, mijn dochters, mijn lot is te bitter voor jullie; de HEER heeft zich tegen mij gekeerd.’ 14 Opnieuw begonnen zij te huilen. Orpa kuste haar schoonmoeder vaarwel, maar Ruth week niet van haar zijde.  (NBV21)

Naomi stelt bitter-ironisch vast dat ze te oud is om nog kinderen - liefst jongens die met Orpa en Ruth zouden kunnen trouwen - uit een zwagerhuwelijk (Deut 25) te krijgen, zoals ooit Tamar (Gen 38). Daarom wijst ze heel realistisch haar schoondochters erop, dat die bij haar geen toekomst - dwz een man - zullen vinden. T is een verstandelijke afweging, gevoel en geloof doen niet mee. Van God verwacht ze niets voor haar schoondochters als die bij haar zouden blijven: mijn lot is te bitter voor jullie; de HEER heeft zich tegen mij gekeerd. Maw: ik trek het ongeluk aan. Zo geeft ze zichzelf ook de schuld ook voor het verdriet bij Orpa en Ruth.

Naomi voelt zich door de HEER gedoemd en rekent niet meer met een keer in haar lot. Is het daarom dat ze alleen haar eigen verdriet en gemis benoemt? Ze heeft het niet over het verdriet van Orpa en Ruth dat toch ook groot moet zijn. Maar zij verloor behalve haar man ook haar twee kinderen en dat is misschien erger dan je man (of vrouw) verliezen, zoals Orpa en Ruth

Orpa laat zich overtuigen en neemt met een kus afscheid van Naomi. Gaat ze dan haar verderf tegemoet? (zo bv Kuyper)? Maar dat past niet bij vers 9 waar Naomi zegt dat de HEER ook in Moab voor haar zorgen wil.
Ruth laat zich echter niet weerhouden en week niet (Hebr dabaq = blijven bij) van haar zijde. Hetzelfde werkwoord staat ook in Gen 2: 24 Daarom maakt een man zich los van zijn vader en moeder en hecht (dabaq) hij zich aan zijn vrouw, en zij zullen één lichaam zijn. (NBV21).

Ruth 1: 15 - 19a
‘Kijk, je schoonzus gaat terug naar haar volk en haar god,’ zei Naomi, ‘ga haar toch achterna!’ 16 Maar Ruth antwoordde: ‘Vraag me toch niet langer u te verlaten en terug te gaan, weg van u.

(a) Waar u gaat, zal ik gaan,
(b) waar u slaapt, zal ik slapen;
(c) uw volk is mijn volk
(d) en uw God is mijn God.
(e) Waar u sterft, zal ook ik sterven,
(f) en daar zal ik begraven worden.

Alleen de dood zal mij van u scheiden, en anders mag de HEER met mij doen wat Hij wil!’ 18 Naomi zag dat Ruth vastbesloten was om met haar mee te gaan en drong niet langer aan. 19 Zo gingen zij samen verder, tot in Betlehem. (NBV21).

Naomi probeert ook Ruth zover te krijgen dat ze als Orpa terug gaat. Ruth spreekt haar schoonmoeder tegen. Haar geduld is op (vraag me niet langer). Ze wil bij Naomi blijven. Dat is een opmerkelijke keus: Ruth weet niet of ze welkom zal zijn in Bethlehem. En nog opvallender is haar keus voor de HEER, die zij als niet-Joodse eerst (d) terecht een beetje algemeen God noemt. Want wat had ze tot dan toe van Hem ondervonden?

  • Haar man en die van Orpa waren gestorven.
  • Na tien jaar huwelijk waren er nog steeds geen kinderen geboren.
  • Jarenlange hongersnood 'in zijn eigen land' had Hij niet voorkomen.
  • Naomi gaat ervan uit dat het onheil van de HEER haar zal blijven achtervolgen.

Deze dingen wist Orpa ook en zij koos - heel begrijpelijk - voor het vertrouwde volk en land Moab en de bekende god Kemos. Van de oorlogsgod had zij geen last gehad (maar ook geen bescherming of hulp).
Waarom kiest Ruth zo anders? Is het omdat zij ergens toch iets positiefs van de HEER verwacht? Het staat er niet en het lijkt gezien het voorafgaande onwaarschijnlijk. Wat Ruth zegt is vooral een liefdesverklaring (a t/m f)  waarvan alleen (c) en (d) ook als een geloofsbelijdenis kunnen opgevat worden. Het is een radicale keus voor Naomi. Ruth zal bij haar blijven dag en nacht: (a) met haar meegaan op al haar wegen, (b) bij haar slapen waar ze zich maar neerlegt. Ze zal bij Naomi blijven ook als het (c) bij haar volk in Bethlehem tegenvalt
(maar het valt gelukkig mee), ook als (d) Naomi' s God tegenvalt (maar ook Hij valt mee). Ruth's keus geldt levenslang (e) en zelfs (f) in de dood zal ze bij Naomi blijven en bij haar begraven worden. Haar keus is definitief. Er valt niet over te onderhandelen (door Naomi) en zij (Ruth) zal er niet meer op terugkomen.
Er is maar een praktische uitzondering, nl als Ruth Naomi overleeft, of omgekeerd:
Alleen de dood zal mij van u scheiden.
En als ze zich aan die eed niet houdt, dan mag de HEER met mij doen wat Hij wil!’ De zelfvervloeking geeft aan dat het haar ernst is en dat ze de HEER vreest. Opmerkelijk: nu noemt ze Hem niet meer God, maar persoonlijker, bij zijn Naam.

Maar de liefdesverklaring is niet alleen een trouwbelofte aan Naomi, het is ook een verbintenis aan de HEER en zijn volk. Ruth maakt zichzelf lid van het Joodse volk en eigent zich de HEER toe. Of zullen we zeggen dat Hij haar - door alles wat er gebeurde en door Naomi - zover gebracht heeft? Maar dan toch zonder dat er profeten, visioenen of extatische ervaringen aan te pas kwamen. Het moet een innerlijk proces geweest zijn, in hart en geweten, dat tot dit inzicht leidde en moed gaf om de grote stap te zetten. Want de keerzijde is dat Ruth met deze woorden ook breekt met haar verleden, met Moab en de goden. Er is geen weg meer terug.

Wat is de motivatie van Ruth? Het is nog te vroeg om haar geheim in een enkel begrip te benoemen. Is het liefde? Menselijke solidariteit? Lotsverbondheid? Verderop valt het woord chesed (3: 10) dat liefde, trouw, zorg, verbondenheid betekent. 

NB Deze woorden vormen het hoogtepunt van dit hoofdstuk en hebben een tegenhanger in de woorden van Boaz in 4: 9v.


Naomi geeft haar verzet op. Zo gaan zij samen verder. De uitdrukking doet denken aan Gen 22: 6 waar Abraham en Isaäk samen onderweg zijn naar de berg Moria, waar Abraham Isaäk moet offeren. Als de schrijver die indruk wilde wekken, dan is de stemming van Naomi (als van Abraham) loodzwaar, ernstig, tobberig, somber op het wanhopige af. En van Ruth (als van Isaäk) bedrukt en onzeker: wat gaat er gebeuren? Maar het veronderstelt wel bij de lezers: dat ze de Bijbel zo goed kennen dat ze aan Abram en Isaäk denken.

Ruth 1: 19b - 22
Hun aankomst in Betlehem baarde veel opzien. Overal in de stad riepen de vrouwen: ‘Dat is toch Naomi?’ 20 Maar ze zei tegen hen: ‘Noem me niet Naomi, noem me Mara, want de Ontzagwekkende heeft mijn lot zeer bitter gemaakt. 21 Toen ik hier wegging had ik alles, maar de HEER heeft mij met lege handen laten terugkomen. Waarom mij nog Naomi noemen, nu de HEER zich tegen mij heeft gekeerd, nu de Ontzagwekkende me kwaad heeft gedaan?’ 22 Zo kwam Naomi terug uit Moab, samen met haar schoondochter Ruth, de Moabitische. Ze kwamen in Betlehem aan bij het begin van de gersteoogst. (NBV21)

Bij aankomst in Bethlehem herkennen de vrouwen Naomi bijna niet meer. Tien jaar ouder is ze en getekend door het leven: kringen onder haar ogen vanwege het verdriet, een verbeten mond, vanwege haar verbittering.
De vrouwen in Bethlehem waren tijdens de hongersnood niet het land uit gevlucht, maar hadden de moeilijke tijd doorstaan. Misschien voelen ze zich superieur tov Naomi en beschouwen ze Naomi's lot als straf, omdat zij met haar gezin het geluk buiten het land van belofte hadden gezocht.
Naomi (de lieflijke) wil voortaan Mara (bitter) genoemd worden. Ze neemt haar verlies, maar het is geen berusting; er zit boosheid in en zo wrokkig wil ze blijven. Voortaan zal dit haar naam zijn. Ze is al het goede van vroeger vergeten en verwacht niets meer van de toekomst. Opnieuw, maar nu nog uitvoeriger dan in vers 13 geeft ze de HEER de schuld voor wat haar overkwam. Hij heeft haar lot zo bitter gemaakt, zich tegen haar gekeerd, haar kwaad gedaan. Alles had ze, man en twee zonen (en ook veel bezittingen?), maar met lege handen komt ze terug. Ze suggereert dat de HEER haar dat heeft afgenomen. Haar rijkdom - Ruth die bij haar wil blijven - merkt ze niet op. Hoe pijnlijk is dat voor Ruth.
In zelfbeklag en verbittering ziet Naomi niet de waarheid van haar eigen woorden: zij was het die met Elimelech die uit het land van belofte wegging, ' de terugkeer met Ruth geschiedde onder Gods Leiding, dat was Zijn daad.'  (Miskotte, Het gewone Leven, 118)

Opvallend is de harde kritiek van Naomi op God. Hij krijgt de schuld van al het onheil, nog uitvoeriger dan in vers 13. Nergens komt bij Naomi de vraag op, of zij dit misschien als een straf verdiend heeft voor slecht gedrag of foute keuzes. Als de schrijver dat op geen enkele manier aangeeft, moeten wij het er dan wel inzien?

Zij noemt God niet meer HEER (Ik ben die Ik ben, Ik zal er zijn), maar de Ontzagwekkende (Hebr Sjaddai). Zij voelt zich dus niet meer partner van de betrouwbare God van het Verbond, maar slachtoffer van een grillige Almacht. Ze begrijpt niets meer van Hem. Tegenover God voelt ze zich klein, machteloos en bang. Om Hem kan ze geen geloofsvertrouwen, hoop en liefde opbrengen, enkel bitterheid. In de Bijbel is El Sjaddai (Gen 17: 1) ook de Ontzagwekkende om het (onmogelijk geachte) goede dat Hij doet: Hij belooft en geeft Abram en Sara, zo oud als ze zijn, een kind (Gen 17).

De schrijver vat het nog even samen in vers 22. Hij vergeet niet Ruth te noemen en geeft een sprankje hoop: de gersteoogst is begonnen. Dat is vroeg in het voorjaar (april), de tarweoogst volgt later (mei/juni)

Gespreksvragen.

* Waarom hoort in Israël eigenlijk geen hongersnood op te treden? Wat maakt het behalve de honger ook zo erg?
* Is het een gebrek aan geloof wanneer Elimelech de toekomst voor zijn gezin niet in Bethlehem, maar in Moab zoekt? (bij vers 1). Hoe denk je dat hij en Naomi hun geloof beleefden en wie God voor hen was?
* Waarom zegt de schrijver dat de vrouw Naomi alleen achterblijft? Ze heeft toch twee schoondochters? (bij vers 5)
* Hoe zie jij het verband tussen God en hongersnood, ziekte en dood? Of is dat er niet? (bij vers 1 en 21)
* Als God achter oogst, voedsel, nageslacht zit, waarom wacht Hij dan met zich het lot van zijn volk aan te trekken en de goede dingen te geven? (bij vers 6)
* Is er bij Naomi sprake van gezond verdriet of van zelfbeklag en zelfmedelijden? (bij vers 13b en 21)
* Als je God Koning noemt, ben jij zijn onderdaan. Als je Hem herder noemt, ben jij een schaapje van de kudde. enz. Hoe noem jij God? En zegt dat ook iets over jezelf? (bij vers 21)



-----
1 Het tegenovergestelde: doen wat goed is in de ogen van de HEER vinden we in 2 Kron 14: 2.
2 De stammoeder was Efrat (1 Kronieken 2:19, 24, 50; 4:4). Een van haar kleinzonen had het stadje Bethlehem gesticht en zijn naam aan de streek gegeven. Efrata is ook het gebied waar Rachel werd begraven (Gen 35: 19) en die in de Bijbel in verband wordt gebracht met David (1 Sam 17: 12 en Micha 5: 1). Wilde de schrijver dat we direct aan het begin al aan David zouden denken?
De uitdrukking 'uit Betlehem in Juda'  is vaker in gebruik zonder een link met David (Ri 17: 7. 8. 9; 19: 1. 8). Hetzelfde geldt voor 'naar Bethlehem in Juda'  (Ri 19: 2. 8)
3 De uitdrukking vinden we ook in Exodus, waar God naar zijn volk, dat slavenarbeid verricht in Egypte, omziet.(Ex. 2:25; 3:16; 4:31).
4 Kemos zou hen beschermen en aan de overwinning helpen als het oorlog was. Koning Mesa van Moab schrijft op de stèlè (gedenksteen) die zijn naam draagt, dat hij de overwinning op Israël (2 Kon 3) aan Kemos heeft te danken. Klik hier voor meer informatie over de stèlè van Mesa.

terug

Achtergronden


Artikelen over:
Geloof Kennis en Openbaring
Bijbel
Iets, God, opnieuw God
Israël, Volken, Christenen
Oude Tijd, Nieuwe Tijd
Oude Mens, Nieuwe Mens
Jezus
Passio, Pasen, Pinksteren

Kerk anno nu oa pastoraat en liturgie

Theologische Stromingen
Theologische Begrippen

 
 

Afkortingen


van de Bijbelboeken > Register (kolom 2)

adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
bv = bij voorbeeld
CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk
DL = Dordtse Leerregels
GNB - Groot Nieuws Bijbel
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HTB = Het Boek
HSV = Herziene  Staten Vertaling
ID = Intelligent Design
Lat = Latijn
LuV = Lutherse Vertaling
LV14 = Leidse Vertaling 1914
LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC)
M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1)
NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PM = Post Modernisme
PKN = Protestantse Kerk Nederland
Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84)
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
v = volgende vers (bv Ps 1: 1v betekent Ps 1: 1 - 2)
vd = van de
vv = volgende  verzen (bv Ps 1: 1vv betekent Ps 1: 1 - 3)
vC =  voor Christus

WV = Willibrord Vertaling
X = Chiasme (kruisstelling)
> = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2)
// = synoniem parallellisme
<> = antitthetisch parallellisme