Context
In de zgn ‘gemeenterede’ (Mat 18: 1-35) is o.a. sprake van een gemeentelid dat tegen je zondigt (15). Jezus zegt dat je dan vergeven moet. Vervolgens vraagt Petrus hoe vaak hij vergeven moet (21). Daarop geeft Jezus een kort antwoord (22) gevolgd door een gelijkenis. Het geheel loopt uit op een conclusie (35). Het antwoord van Jezus vinden we ook in Luc (17: 3b-4), zij het dat Jezus daar opdraagt 7x te vergeven. Gelijkenis en conclusie heeft alleen Mattheüs.
21-22 en 35
De vraag van Petrus betreft het vergeven van broeders of zusters, dus van mede-christenen. Het gaat niet over het vergeven van zomaar iedereen, maar dat we in de kerk elkaar vergeven. Dat blijkt ook uit het vervolg: omdat je zoveel vergeven is, hoor je ook elkaar te vergeven. Met deze motivatie kun je alleen bij christenen aankomen. Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat christenen aan niet christenen niet hoeven te vergeven. Evenmin dat niet-christenen elkaar niet zouden kunnen of moeten vergeven. Alleen dat het in de gelijkenis daar niet over gaat.
Het gaat om een ‘zonde tegen mij’, bv belediging, roddel, leugen, afzetterij. Dit wordt niet zomaar een slechte daad genoemd, maar zonde. Daarmee wordt het menselijk gedrag in religieuze termen benoemd: een slechte daad raakt niet alleen de ander, maar ook de Ander.
Petrus wil weten hoe vaak hij een gemeentelid moet vergeven. Wanneer is de maat vol? Is zevenmaal vergeving schenken voldoende? Petrus wil best ver gaan. Hij zit vol goede bedoelingen.
Er staat hier overigens niet met zoveel woorden bij dat degene die ‘verkeerd’ heeft gedaan om vergeving moet vragen. Maar in de gelijkenis die dan volgt is dat wel het geval. Vergeving schenk je niet ongevraagd. Daar hoort de schuldenaar om te vragen. Er hoort ook oprecht berouw bij: dwz spijt om wat er is voorgevallen en verdriet om de relatie met je broeder of zuster die nu bedorven is. En uiteraard de intentie om niet nog een keer je broeder of zuster te benadelen maar om de herstelde relatie te koesteren.
Het antwoord van Jezus doorbreekt het denken in maat en getal. Niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventig maal zeven keer zul je vergeven. Dat herinnert aan Lamech (Gen 4: 24 ) die pralt dat hij 77-voudig wraak neemt. Tegenover Lamechs vergelden stelt Jezus dat zijn leerlingen 70 maal 7 keer zullen vergeven. Daarmee bedoelt hij niet 490 keer, maar zo vaak dat je de tel kwijt raakt, zo vaak als nodig is. Dat sluit aan bij de conclusie in vs 35, waar we lezen over elkaar ‘van harte’ vergeven. Dwz vergeven moet echt zijn, gemeend en van binnenuit komen; niet iets van woorden alleen (lippendienst Jes 29:13 en Mat 15: 8). Het ‘van harte’ laat ook zien dat de christelijke gemeenschap niet op zakelijke relaties is gebaseerd, maar op liefdevolle betrekkingen (broeders en zusters). Daarom krijgt Petrus’ vraag naar ‘hoe vaak’ een symbolisch getal als antwoord. Daarmee tilt Jezus de kwestie naar een hoger niveau: op de zakelijke vraag volgt een antwoord dat hoort bij liefdevolle relaties.
23
De gelijkenis wordt ingeluid met een standaardformule “Daarom is het met het koninkrijk der hemelen als met…’ Dat betekent ‘Zo gaat het toe in het koninkrijk der hemelen’ of ‘deze dingen gebeuren waar God koning is’
Een gelijkenis is geen allegorie, waar je uit allerlei details geloofswaarheden kunt opdiepen. Natuurlijk kun je bij de koning (23) aan God denken, bij rekenschap (23) aan het laatste oordeel en bij de gerechtsbeulen (34) aan hel en verdoemenis. Maar in een gelijkenis gaat het niet om meerdere van zulke punten van overeenkomst tussen gelijkenis en geloofswaarheid. Het gaat om de gelijkenis als geheel. Dat is een verhaal (beeld) dat naar een geloofswaarheid verwijst (referent).
De beeldkant van de gelijkenis is eenvoudig: er is een koning die dienaren heeft: onderkoningen die reusachtige sommen geld van de koning te leen (27) kregen. En nu vraagt de koning om rekenschap: het geld moet terug betaald worden.
24-27
Er is een dienaar (A) die de koning 10.000 talenten schuldig is. Een talent (ongeveer 34 kg zilver of goud) geldt als de grootste ‘munt’ of geldeenheid. En tienduizend is het grootste getal in de toenmalige wereld. Kortom: het gaat om een onvoorstelbaar groot bedrag. De dienaar kon niets terugbetalen. Zijn heer, de koning, beveelt dat de dienaar met vrouw en kinderen en wat hij maar bezit verkocht moest worden zodat de schuld kon worden ingelost. Met zo’n grote schuld is dat natuurlijk onmogelijk. Dit betekent het bankroet, het einde van de dienaar.
Dan doet de dienaar een beroep op zijn heer: heb geduld met mij, alles zal ik u terug betalen. Een volstrekt onredelijke belofte ingegeven door angst en wanhoop. Het zal hem nooit lukken die enorme schuld af te lossen.
Maar zijn heer is gevoelig voor de nood van dienaar: hij krijgt medelijden. En tot grote verrassing van zijn dienaar laat hij hem vrij en scheldt hem de geleende som geld kwijt. Dit is een wel zeer ongewone wending in het verhaal. Welke koning zal in het echt zo doen? Geen enkele. Want daarmee zou hij een precedent scheppen waar vervolgens andere dienaren misbruik van maken.
28-30
Dan komt dienaar (A) een collega tegen: dienaar (B), die hem 100 denariï schuldig is. Vergeleken met de enorme schuld die (A) zojuist was kwijt gescholden is dit een klein bedragje: een honderdste talent. Dat scheelt een factor 1 miljoen. Anders dan de koning die rekenschap vraagt, neemt (A) dienaar (B) in een wurggreep en bijt hem toe: betaal me alles wat je me schuldig bent.
In bijna dezelfde woorden vraagt (B) wat (A) eerder voor zichzelf aan de koning vroeg. In dit geval is het een heel redelijk verzoek: 100 denarii is niet veel, het zal (B) vast wel lukken dat terug te betalen. Maar dezelfde woorden doen (A) niet terugdenken aan zijn benarde positie even te voren en het geluk dat hij heeft gehad. Hoe kan het, dat hij dat nu vergeten is. Is dat typerend voor hoe mensen in elkaar zitten? Hoe dan ook, de vraag van (B) ontlokt bij (A) de omgekeerde reactie. Anders dan de koning wil hij niet van uitstel weten en laat (B) gevangen zetten. Dat houdt in dat hij moet werken tot hij de 100 denarii bij elkaar verdiend heeft, of tot zijn familie en vrienden dit bedrag opbrengen om hem vrij te kopen.
31-34
Andere dienaren horen ervan en zijn zeer geschokt. Ze zullen gedacht hebben wat de heer in 32-33 met zoveel woorden uitspreekt: dat (A) buitengewoon onredelijk is en dat hij na de kwijtschelding van zijn grote schuld ook wel een beetje royaler had kunnen reageren op de vraag van (B).
Om die reden vindt de heer dienaar (A) een slechte dienaar. Dat slechte betreft diens gebrek aan medelijden voor (B).
Het gevolg is dat de heer op zijn woord terug komt. Hij trekt zijn aanvankelijke vergeving in. Dienaar (A) is nu echt verloren, want hij moet alsnog de hele schuld terug betalen.
35
Waar verwijst dit beeldverhaal naar? Wat is de zaakkant? Jezus trekt de volgende conclusie: zo zal mijn hemelse Vader (God) ook doen. Dus: wie zijn broeder (NBV heeft broeder en zuster) niet van harte vergeeft, verspeelt zijn vergeving. Daarbij is het enorme verschil te bedenken tussen de enorme schuld die God ons niet in rekening brengt (voor alles wat hij ons geeft en vergeeft) en de kleine schuld die we elkaar moeten vergeven. Hoe bestaat het, dat gelovigen dat vergeten zijn als het erop aankomt elkaar te vergeven?
Het verband tussen Gods vergeving en vergeving onderling leert Jezus ook in het onze Vader: “Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven (hebben) onze schuldenaren” uit het onze Vader.
In zijn commentaar schrijft Nielsen: ”Broederlijke liefde is niet de voorwaarde om Gods heil te ontvangen, maar waar Gods heil ontvangen is, daar is broederlijke liefde wel de vereiste consequentie”. (PNT Mat II, 134)
Opmerkingen:
Soms wordt opgemerkt dat de heer / koning van de gelijkenis maar één keer vergeeft en wat dat betreft niet een goed voorbeeld is van iemand die 70 maal 7 keer vergeeft. Maar dat snijdt geen hout: dienaar (A) vraagt geen tweede keer om vergeving.
Is vergeven moeilijk omdat we niet goed beseffen hoezeer we zelf op kosten van God leven? Hij geeft ons alles wat we hebben en neemt in Jezus onze schuld voor eigen rekening.
Soms is onderling vergeven moeilijk en teveel gevraagd omdat het zo erg is wat er gebeurde (bv incest) of omdat het berouw ongeloofwaardig/leugenachtig is (bij verslaving aan drank of drugs). Zou het een oplossing zijn om dan te zeggen ‘misschien dat God je vergeven wil’ en proberen bij jezelf gevoelens wraak en vergelding te beteugelen? (de oud testamentische manier). Misschien kom je later in je leven wel toe aan vergeven en herstel van de relatie.
Wie zou oorlogsmisdadigers moeten vergeven als ze daarom vragen? Dat kunnen alleen hun slachtoffers zijn, maar die zijn er niet meer. Hun vergeving toezeggen heeft iets van verraad van de slachtoffers.
Vergeven kost moeite. Je moet heel wat bij jezelf overwinnen. Maar niet vergeven doet je ook geen goed…
Vergeven betekent het doorbreken van de ketting van het verleden en vrij maken voor een nieuwe toekomst. Een zondaar wordt niet langer op zijn zonden aangesproken, maar op zijn mogelijkheden.