Gen 3: 1 - 24


Context
In het geheel van de zgn oergeschiedenis Gen 1 - 11 vormt dit hoofdstuk een belangrijk onderdeel. Na de schepping (Gen 1) en de speciale opdrachten voor de mens (Gen 2) horen we nu van 'de zondeval'. Het eerste mensenpaar wordt door de slang verleid (Gen 3: 1 - 5) om van de verboden vrucht te eten (Gen 3: 6 - 7). Als God naar hen op zoek gaat, biechten zij hun zonde op (Gen 3: 8 -13). In de volgende verzen bestraft God de hoofdrolspelers: de slang (Gen 3: 14 - 15), de vrouw (Gen 3: 16) en de man (Gen 3: 17 - 19). De slotverzen beschrijven de gevolgen (Gen 3: 20 - 24): zij kunnen in de tuin niet blijven.
 

Afb 30  Jan Brueghel de Oude en Peter Paul Rubens - Het aards paradijs met de zondeval van Adam en Eva (via Picryl)

Vorm
De schrijver heeft voor de verhalende vorm gekozen om een aantal dingen over de mensheid duidelijk te maken. De verhalende vorm heeft het voordeel dat het veel beeldrijker en daardoor eenvoudiger en directer is dan een betoog. Een redenering moet kloppen, daarvoor schakel je je verstand in, en daarmee is de afstand gegeven. Bij een verhaal kun je je verplaatsen in de spelers. We kunnen ons zonder meer identificeren met Adam en Eva. Hun gedrag is invoelbaar voor ons. Zo maakt de schrijver duidelijk wat zonde is, niet door een abstracte stelling te poneren (ieder mens is een zondaar), maar door te vertellen hoe zondigen in zijn werk gaat. De waarheid ligt dan ook niet in het letterlijke - alsof er ooit een historisch paradijs is geweest incl slangen die tot mensen kunnen praten enz - maar in het onthullen van de zwakke plek in ieder mens: zijn vrije wil die hem aanzet verkeerde keuzes te maken door Gods geboden in de wind te slaan.

De boom van kennis van goed en kwaad (Gen 2: 9)

De mens krijgt veel vrijheid: van alle bomen in de tuin mag hij eten. Dus ook van de levensboom. De vruchten van die boom houden je jong en gezond. Alleen van de boom van kennis van goed en kwaad mag hij niets eten. Welke boom dat is, laat de schrijver in het midden. Het maakt ook niet uit. God had daarvoor elke vruchtboom in de hof kunnen aanwijzen. Het gaat immers niet om de appel of een andere vrucht aan die boom, maar om het verbod dat eraan hangt: eet er niet van..
Zolang de mens zich daaraan houdt, is hij gehoorzaam en weet hij dus niet wat het is om ongehoorzaam te zijn. Maar dan weet hij ook niet echt goed wat het is om gehoorzaam te zijn: wel als voorstelling in zijn hoofd, maar niet als ervaringskennis. Zodra hij het verbod overtreedt, weet hij wel wat het is om gehoorzaam of ongehoorzaam te zijn. Hij is dan niet langer het naieve kind, maar heeft zijn onschuld verloren. Hij is voortaan een volwassen mens met kennis van goed en kwaad, iemand die zich schuldig kan voelen. Met dit verhaal maakt de auteur duidelijk hoe de gewetensfunctie van de mens wakker werd1.

Gen 3: 1 - 5
 Van alle in het wild levende dieren die de HEER God gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Heeft God werkelijk gezegd dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ 2 ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, 3 ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ 4 ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. 5 ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, en dat jullie dan als God zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’ (NBV21)
 
De schrijver kiest de slang als de belichaming van het stemmetje dat tot zonde verleidt. Waarom de slang? In het toenmalige Midden Oosten stond de slang bekend als een slim en schrander dier (vgl. Mat 10: 16). Dat hij meermalen per jaar vervelt, spreekt ook tot de verbeelding: de slang werd het symbool voor het leven dat zich voortdurend vernieuwt. Daarbij is de slang een dier zonder poten: het beweegt op zijn buik over de bodem en moet voortdurend stof happen. Dat geldt als een vernedering en dat laat zich goed verbinden met de straf die de slang in vers 14 krijgt.
Met zijn geraffineerde vraag aan de vrouw overdrijft de slang: 'Heeft God werkelijk gezegd dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ Het antwoord van Eva is deels correct: We mogen van alle bomen eten, muv die ene in het midden. Op haar beurt overdrijft zij echter ook als ze zegt dat ze die boom zelfs niet mogen aanraken. Zo had God het niet tot Adam gezegd. Alleen het eten van de vrucht was verboden op straffe van de dood.

Dat laatste nu spreekt de slang tegen: jullie zullen helemaal niet sterven. En hij doet alsof God een verborgen agenda heeft: God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, en dat jullie dan als God zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’ Zo suggereert de slang dat God de mensen klein, onmondig wil houden, alsof Hij bang is voor concurrentie. De belofte van de slang, dat de mensen als God zullen zijn, is leugenachtig: in Gen 1: 26 lezen we immers dat de mens al als God is, nl geschapen naar Diens beeld en gelijkenis.
De werkelijke reden achter het verbod om van die ene boom te eten, is echter een heel andere: God wil voorkomen dat mensen zelf waarden en normen voor goed en kwaad gaan vaststellen en daarmee het onheil over zich afroepen.

De rol van de slang is tot afval aan God verleiden door twijfel te zaaien, het gebod te verdraaien, Zijn waarschuwing tegen te spreken en Hem verdacht te maken.

Het eten van de verboden vrucht leidt tot de dood. Niet omdat de vrucht giftig is, maar als straf. In het Hebreeuws staat er een juridische uitdrukking 'de dood sterven' die zoveel betekent als 'dan zult u de doodstraf krijgen', (Gen 2: 17 ) De slang weet dat ook (dezelfde uitdrukking in Gen 3: 4). Eva spreekt echter gewoon van sterven. (Gen 3: 3). Zij vat het eten van de vrucht op als het nemen van een risico (om ziek te worden van een giftige vrucht) en niet als een overtreding die haar van God vervreemdt.
Straks zal blijken dat de doodstraf bestaat uit het niet meer bij de levensboom kunnen (vers 22).

Vier kwesties:

  1. Waarom gaf God de mens een vrije wil? Maar zonder vrije wil waren we geen mensen, slechts dieren die hun instinct volgen. Of robots die doen zoals ze geprogrammeerd zijn. Zonder de mogelijkheid om te kiezen is er geen vrijheid en geen verantwoordelijkheid.
  2. Waarom maakte God de slang, het slimste van de dieren des velds? En waarom maakte Hij een boom met een verboden vrucht? En waarom moest die nou net in midden van het paradijs staan? Dat is drie keer nogmaals vraag (1) Door de slang, de vrucht en de boom te introduceren verbeeldt de schrijver de keuzevrijheid van de mens.
  3. Waarom verleidde de slang Eva, en niet Adam? De schrijver zal misschien gedacht hebben dat de vrouw minder standvastig / iets nieuwsgieriger is dan de man. Of dat werkelijk het verschil is tussen man en vrouw valt te betwijfelen. Want het blijkt (vers 6) dat de man buitengewoon makkelijk te verleiden is. Waar de vrouw nog weerstand bood aan de slang en er een heel gesprek voor nodig is om haar zover te krijgen, hoeft ze de man alleen maar de vrucht te geven en zonder zich te bedenken eet hij ervan.
  4. Is in de bijbel de man hoger dan de vrouw vanwege de zondeval? Dat spreekt Paulus tegen: in Rom 5: 12 schrijft hij dat door één mens (niet de man, of de vrouw) de zonde in de wereld is gekomen. In het geloof doet het verschil man - vrouw er niet meer toe (Gal 3:28).2

Gen 3: 6 - 8
De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. 7Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. 8Toen de mens en zijn vrouw de HEER God in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor Hem tussen de bomen. (NBV21)

Na alles wat de slang gezegd heeft, is de boom met de belofte als God te zijn (zelf te beslissen over goed en kwaad) nog aantrekkelijker dan die al was. De vrouw eet ervan en de man ook. Dan is het gebeurd met de gelukkige staat van onschuld waarin ze tot dan toe geleefd hadden. De vervreemding doet zijn intrede.

  • In de eerste plaats naar elkaar toe: was de schaamte eerst afwezig, nu zien ze dat ze naakt waren. Van vijgenbladeren maken ze schorten en hangen die om hun middel.
  • Maar ook naar God toe is er iets veranderd: ze durven Hem niet te ontmoeten als Hij in de koelte van de avondwind door de tuin wandelt. Ze verbergen zich tussen de bomen.

Gen 3: 9 - 10
Maar de HEER God riep de mens: ‘Waar ben je?’ 10 Hij antwoordde: ‘Ik hoorde U in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me.’ (NBV21)

De vraag van de Here God 'Waar ben je?' komt vreemd over. Volgens sommigen betekent dat zoiets als 'Kom te voorschijn'. Maar dat is een te barse vertaling gezien het ontspannen wandelen in vers 8. Natuurlijk bedoelt de schrijver niet dat God niet zou weten wat er gebeurd was, of achter welke boom de mens zich schuil houdt. Maar God treft hem niet aan waar Hij hem mocht verwachten: frank en vrij voor zijn aangezicht. Met 'waar ben je?"  vraagt God aan de mens om zijn plaats-los-van-God bewust te worden. De pijnlijke, maar genadige vraag van God nodigt Adam uit met zijn verhaal naar voren te komen. (vgl 'Elia, wat doe je hier?' in 1 Kon 19: 9 en 13)
In de Joodse uitlegtraditie is deze vraag terecht opgevat als de vraag naar de geestelijke groei van de mens: ben je op de goede weg? bezig met de goede dingen? ben je een mens van vrede? een rechtvaardige? Het is de gewetensvraag bij uitstek. We blijven mens zolang we die vraag in onszelf horen klinken en er antwoord op geven.

Gen 3: 11-13
 ‘Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan Ik je verboden had te eten?’ 12 De mens antwoordde: ‘De vrouw die U mij hebt gegeven om mij terzijde te staan, gaf mij vruchten van de boom en toen heb ik ervan gegeten.’ 13 ‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg de HEER God aan de vrouw. En zij antwoordde: ‘De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten.’ (NBV21)

De Here God vraagt door en dan begint het afschuiven: de mens neemt geen verantwoordelijkheid door naar zichzelf te kijken. Hij geeft de vrouw de schuld. En daarmee ook God, want God heeft hem die vrouw gegeven, zegt hij erbij. De vrouw neemt evenmin verantwoordelijkheid voor haar gedrag: het komt door de de slang. Het gegeven dat beiden worden ter verantwoording geroepen, maakt duidelijk dat de ene mens zich niet achter de ander kan verschuilen. Ieder is verantwoordelijk voor zijn / haar eigen doen en laten.

Gen 3: 14 - 19
14De HEER God zei tegen de slang: ‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan,het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. 15Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare; dat verbrijzelt jou de kop, jij bijt het in de hiel.’ 16Tegen de vrouw zei Hij: ‘Je zwangerschap maak Ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart. Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen.’17 Tegen de mens zei Hij: ‘Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die Ik je had verboden.Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. 18Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven.19 Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.’(NBV21)


Nu volgt de veroordeling en bestraffing van achtereenvolgens de slang, de vrouw en de man.
De slang zal voortaan in onmin leven met het vee en de wilde dieren, en stof moeten happen. Dit is een etiologie, een verklaring voor iets in de werkelijkheid. Deze etiologie verklaart aarom de slang geen pootjes heeft en door vele dieren als gevaar wordt gezien en een vijandige behandeling krijgt. Ook de volgende verzen zijn etiologie die ' het rollenpatroon' van vrouw resp man verklaren.
Tussen de slang de vrouw is er ook over en weer vijandschap.  De vrouw krijgt nog meer straf: ze wordt onder de man gesteld: die zal over haar heersen. Daarbij zal zwangerschap en het baren van kinderen haar zwaar vallen. De christelijke traditie heeft in vers 15 vaak een belofte in beluisterd. Daaraan is een aparte blog gewijd
De mens (man) tenslotte zal hard moeten werken op de akkers om het onkruid de baas te blijven zodat hij er zijn voedsel kan verbouwen. Het zweten en ploeteren zal nooit meer anders worden. Tot hij sterft zal het zo blijven. Dan zal hij terugkeren tot de aarde waaruit God hem had geformeerd: aarde tot aarde en stof tot stof.

NB: de mens en zijn vrouw worden niet vervloekt (Hebr arar). Wel de slang om zijn misleiding. De aarde wordt vervloekt niet omdat zij slecht is, maar om de mens te treffen.

Gen 3: 20v
De mens noemde zijn vrouw Eva; zij is de moeder van alle levenden geworden. 21 De HEER God maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en trok hun die aan. (NBV21)

Nu krijgt de vrouw het eerst een naam: Eva, de aanvulling 'moeder van alle levenden' is niet een etymologische verklaring voor die naam, want leven is in het Hebr chai.
Dat God niet op de ondergang van Adam en Eva uit is, blijkt uit het volgende: Hij maakt kleren van dierenvellen en trok hun die aan. Opnieuw een beeldende, narrateve manier om iets abstracts aan te duiden: dat God genadig is. Was het omdat vijgenbladeren (3: 7) niet voldoende zijn als kleding voor het leven buiten het paradijs?

Gen 3: 22 - 24
Toen zei de HEER God: ‘Nu is de mens aan Ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil Ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven.’ 23 Daarom stuurde Hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde waaruit hij was genomen te gaan bewerken. 24 En nadat Hij hem had weggejaagd, plaatste Hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken. (NBV21) 

Opvallend is hier, net als in Gen 1: 26, het Ons. Voor wat dat betekenen kan, klik hier.
Blijven in het paradijs kan niet langer want daar staat de levensboom. Het is om meerdere redenen niet goed dat de mens daar nog bij zou kunnen.
- De mens zou dan nooit sterven en in zijn slechte gedrag eindeloos volharden zonder correctie of bestraffing
- Maar ook: zo zou de mens eindeloos onder de vloek van zware bevallingen en zwaar werk moeten leven. Dat is voor de mensen niet goed. Het zou ook betekenen dat Gods plan met het paradijs mislukt.
De mens moet dan ook het paradijs verlaten en kan er met geen mogelijkheid meer naar toe terug. Engelen bewaken met een flitsend zwaard de ingang - die aan de oostzijde is gedacht - en vooral de weg naar de levensboom.

Gespreksvragen
* Hoe belangrijk is het om een vrije wil te hebben hebben? Kun je verantwoordelijk zijn voor je gedrag als je niet een vrije wil hebt?
* Adam en Eva waren van alles voorzien. Er was geen enkele reden om te zondigen en van uitgerekend de verbodem boom te eten. Herken je dat?
* Vind je werken een straf?
* Is het rollenpatroon (de man heerst over de vrouw, de vrouw is er om kinderen te krijgen) normatief?



1 Een andere interpretatie is de volgende:
Bij kennis (jada') moeten we denken aan meer dan intellectuele kennis, het is ook praktische en existentiële kennis. Het gaat om vertrouwd zijn met de dingen uit ervaring en kunnen uitmaken of iets goed of slecht is. Het is een kennis die bij de volwassenheid hoort. Kinderen ontbreekt die nog (Deut 1: 39) en stokoude mensen verliezen die (2 Sam 19: 36).
Goed en kwaad zijn twee uitersten. Zoals wij zeggen van 'top tot teen' en dan het hele lichaam bedoelen, zo is met 'goed en kwaad' niet alleen goed en kwaad bedoeld, maar ook alles daartussen.
Smelik concludeert: het eten van die boom levert dus een vertrouwd zijn (jada') op met alles wat er is, alle dingen doorzien, alle geheimen doorgronden. (vgl 2 Sam 14, in vers 14 'voors en tegen afwegen' = in vers 17: 'alles weten'). Zo'n alwetendheid is kwalijk, want alleen aan God voorbehouden (Job 28). De mens moet niet als God willen zijn.
Het probleem met deze interpretatie is Gen 3: 22 waar God zegt dat de mens nu kennis van goed en kwaad heeft. Maar in het vervolg van de bijbel en ook uit de werkelijkheid van alledag blijkt dat de mens bepaald niet alwetend is.
Degenen die deze interpretatie aanhouden moeten die dan ook afzwakken. Bv door te stellen dat die alwetendheid bij de mens nog beperkt is tot het weet hebben van zijn naaktheid (de schaamte in vers 7), maar wel steeds verder gaat (Gen11: 6) en wie weet waar dat nog eens op uitloopt.
Anderen (bv van Wolde) zeggen daarom dat het niet het verwerven van alwetendheid betreft, maar om het verkrijgen van een algemeen onderscheidingsvermogen (niet alleen morele kennis) dat de mens nodig heeft om straks buiten het paradijs te kunnen leven.
Dit lijkt mij een te zonnige interpretatie van de zondeval in Gen 3: alsof God het wilde dat de mens door te zondigen zichzelf verder ontwikkelde om in de echte, rauwe wereld buiten het paradijs te kunnen leven.
Ik houd het erop dat de auteur vooral wilde uitleggen hoe de gewetensfunctie bij de mens wakker werd.

2 Paulus
Waar Paulus wel spreekt van een verschil in rang tussen man en vrouw, baseert hij dat niet op de zondeval, maar op de schepping (Gen 2: 21) de man was er eerder dan de vrouw (1 Kor 11, Ef 5). De gevolgen die hij daaraan verbindt (vrouw moet zwijgen in de gemeente en aan de man gehoorzamen) weerspiegelen de sociaal-culturele verhoudingen ttv Paulus. Ze zijn niet vol te houden in een democratische samenleving. Overigens zit er meer gelijkwaardigheid tussen man en vrouw in de brieven van Paulus dan vaak gedacht (1 Kor 11: 11 -12).

 

terug

Achtergronden


Artikelen over:
Geloof Kennis en Openbaring
Bijbel
Iets, God, opnieuw God
Schepper, Schepping, Herschepping
Israël, Volken, Christenen
Oude Tijd, Nieuwe Tijd
Oude Mens, Nieuwe Mens
Jezus
Passio, Pasen, Pinksteren

Kerk anno nu oa pastoraat en liturgie

Theologische Stromingen
Theologische Begrippen


Opinie en Facebook
Boekbesprekingen

 
 

Afkortingen


van de Bijbelboeken > Register (kolom 2)

adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
bv = bij voorbeeld
CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk
DL = Dordtse Leerregels
eva = en vele anderen
GNB - Groot Nieuws Bijbel
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HTB = Het Boek
HSV = Herziene  Staten Vertaling
ID = Intelligent Design
Lat = Latijn
LuV = Lutherse Vertaling
LV14 = Leidse Vertaling 1914
LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC)
M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1)
NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PM = Post Modernisme
PKN = Protestantse Kerk Nederland
Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84)
Q = Quelle, bron van uitsrpaken van Jezus
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
v = volgende vers (bv Ps 1: 1v betekent Ps 1: 1 - 2)
vd = van de
vv = volgende  verzen (bv Ps 1: 1vv betekent Ps 1: 1 - 3)
vC =  voor Christus

WV = Willibrord Vertaling
X = Chiasme (kruisstelling)
> = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2)
// = synoniem parallellisme
<> = antitthetisch parallellisme