Geloven - geloof

In het OT
Het Hebreeuwse woord voor geloven is meestal een bepaalde vorm (hiphil) van de stam 'mn (+/- 150x). Daarvan is afgeleid
  • 'emoenah (5x) = het geloof
  • het antwoord-woord 'emen (28x, bv Deut 27) dat we in ons amen (zo is het) en be-amen terug vinden. Dwz ik geloof je, ik ben het met je eens.
Mens - mens
Geloven en geloof zijn niet speciale religieuze termen, maar gewone woorden in het intermenselijk verkeer. Als Jakob bv hoort dat zijn jongste zoon Jozef toch niet dood is, maar leeft en zelfs onderkoning is in Egypte, kan hij het eerst niet geloven, maar later als hij de geschenken ziet, toch wel (Gen 45: 26 – 28).
Dit voorbeeld laat ook zien, dat geloven iets is van de hele persoon:
  • het kritische verstand - zolang Jakob het bericht niet vertrouwt, gebeurt er niets.
  • het gevoel (hart en ziel) – eerst blijft Jakob er koud onder, maar als hij de bewijsstukken ziet en voor geloofwaardig houdt, leeft zijn geest op.
  • praktische uitwerking – Jakob gaat op weg om Jozef weer te zien.
Mens - God
Toegepast op de relatie van een mens met God zien we dezelfde dingen. Bv En Abram geloofde in de HERE…(Gen 15: 6)
  • Abram weet, begrijpt met zijn verstand wat God hem belooft (kinderen, land),
  • hij vertrouwt Hem met hart en ziel,
  • hij zal in praktijk brengen wat God hem vraagt.
Geloven is dus een gerichtheid van de hele persoon (hart en ziel, verstand, kracht) op God. Het is Zijn woord horen en begrijpen, Zijn belofte vertrouwen, doen wat Hij zegt. Op niets of niemand anders afgaan. Dat is wat iemand tot een rechtvaardige maakt. (Hab 2: 4)

Vergelijkbare woorden

Haast synoniem met vertrouwen zijn in het oud-testamentische Hebreeuws: Lastig
Dit zijn dingen waar mensen het moeilijk mee hebben. Ttv Jesaja en Jeremia bv wilden Juda’s koningen bondgenootschappen met Egypte sluiten om zo sterk te staan tegenover de grootmachten Assyrië en later Babel. Maar de profeten zeggen dat dat juist de verkeerde keus is. Dat ze op Jahweh moeten vertrouwen: dus in stilte wachten en vertrouwen (Jes 30: 15).
Op een eerder moment in Israëls geschiedenis is het juist het omgekeerde waar mensen moeite mee hebben. Na het verslag van de verspieders laat het volk zich door angst bepalen. Het schrikt ervoor terug (muv Jozua en Kaleb) om het beloofde land in te trekken. (Num 13 en 14).

Voor
lopig resultaat
  1. Er is een opvallende parallel met het grote gebod. Dat zegt dat we God moeten liefhebben met geheel ons hart en ziel, met al ons verstand en met alle kracht die in ons is. (en onze naaste als onszelf) Je zou dus kunnen zeggen dat geloven een vorm van liefhebben is. Omdat het in allebei gaat om de inzet van de hele persoon.
  2. Bijzonder voor het OT is, dat de inhoud van het geloof geregeld verandert. Abraham moet iets anders geloven (nageslacht, land - Gen 15) dan Mozes (Ik ga met je mee – Ex 3), Elia (er blijven 7000 over – 1 Kon 19) of het volk (Verbond met de tien geboden – Deut 5).
  3. Voor veel mensen is geloven een vaag religieus besef (ik geloof wel dat er iets is). Anderen menen dat het juist gaat om het voor waar houden van allerlei geloofsinhouden (de artikelen van het geloof). Allebei hebben wel een zekere waarde, maar in het OT is geloven toch wat anders. Het is vooral veel ruimer: de hele persoon doet mee. Geloven vraagt het inschakelen van hart en ziel, verstand en kracht. Zo maakt het OT duidelijk
    1. dat een vaag religieus gevoel wel goed is, maar te weinig en te vrijblijvend: met 'iets' kun je geen relatie onderhouden, en het heeft geen praktische gevolgen voor je doen en laten.
    2. dat geloofsinhouden aannemen met je verstand niet verkeerd is, maar als het daar alleen leeft (een hoofd-zaak is), heb je dan een relatie met God of met je ideeën over God? En leef je wel in vertrouwen en doe je wat gevraagd wordt of blijft alles bij het oude in je leven?
In het NT
Het Grieks vertaalt 'mn en 'emoenah met pisteuoo en pistis1. Vergeleken met geloven in het OT is geloven in het NT
  • ook een werkwoord: vertrouwen en daarnaar doen (geloven met al je kracht)
  • ook een relatie: betrokken op God (geloven met hart en ziel)
  • en een inhoud (geloven met je verstand, aannemen voor waar houden) nl. het evangelie
    Maar met dit verschil: anders dan in het OT wisselt de de geloofsinhoud niet meer. Alle delen van het NT spreken ervan, dat God in Jezus zijn laatste en diepste woord van liefde en genade gesproken heeft. Vanwege Christus is God te geloven, dwz te vertrouwen, lief te hebben, te gehoorzamen. Dat komt op uiteenlopende manieren naar voren in het NT.
Jezus en de synoptische evangeliën
Bij Mat, Mc, Luc-Hnd komt Jezus als een profeet met een nieuwe boodschap: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en geloof dit goede nieuws.’ (Mc 1: 15). Gods nieuwe wereld breekt inderdaad door waar Jezus is en geloof vindt. Groter dan een mosterdzaadje hoeft het niet te zijn maar bij ongeloof (Mc 6) kan Jezus geen wonderen verrichten. We horen over kleingelovigen (Mat 8: 26), worden als een kind (Mc 10: 15, ook van een groot geloof (Mat 8: 10; 15: 28), en zelfs van geloof vermengd met ongeloof (Mc 9: 24). Met de gelijkenis van de zaaier (Mat 13: 1vv) maakt Jezus duidelijk dt wel, of even of helemaal niet gaan geloven te maken heeft met de bodem waar het zaad in valt, maw met aard en karakter van de hoorders van het evangelie.
Jezus' machtige wonderen, zijn vergeven als was Hij God, zijn krachtige wetsuitleg en intieme band met zijn hemelse Vader maken duidelijk dat hij niet alleen de boodschapper is van het Koninkrijk, maar ook de brenger ervan. Jezus is meer dan een profeet. De discipelen ontdekken dit geleidelijk aan. Pas in Mc 8 noemt Petrus Hem de Christus, de Zoon van de levende God.
Vanaf dan begint de lijdensweg van Jezus die uitloopt op zijn dood aan het kruis en opstanding ten derde dage. Niets en niemand konden Gods nieuwe wereld tegenhouden. Zijn Rijk is gekomen om nooit meer weg te gaan. Het staat open voor iedereen. Wie het geloven – dus vertrouwen met hart, ziel, kracht en verstand - gaan er binnen, volgen Jezus en leven voortaan net als hij dichtbij God, toegewijd aan elkaar en iedereen. Het geloven is ook in het NT iets van de hele persoon.
  • inhoud: de komst van het Koninkrijk van God (Mc en Luc) = Koninkrijk der Hemelen (Mat)
  • werkwoord: vertrouwen en gehoorzamen (daarnaar leven)
  • relatie: betrokken op God en Jezus de Zoon des Mensen (Mc), de beloofde Messias (Mat), de Heiland der wereld (Luc-Hnd)
Het is met deze boodschap dat de apostelen de wereld rondgaan. Zij zeggen niet dat mensen in de God van Israël, of in de Schepper moeten geloven. Nu, na Pasen, is dat te weinig. Zij roepen op tot geloof in de Here Jezus, de Messias (Hand 10: 34 – 43). Zo krijgt ons idee van God een nadere bijstelling door Jezus. Hij is de beste, meest actuele, definitieve karakterisering van God.

Jezus in het evangelie en de brieven van Johannes
Bij Johannes vinden we vooral geloven (+/- 110x);  geloof als inhoud slechts één keer (1 Joh 5: 4). Ook bij Joh is geloven iets van de hele persoon.
  • Als werkwoord is geloven = vertrouwen, bij Joh ook omschreven als (Jezus) kennen, liefhebben, en vooral blijven (bij Jezus, in zijn woord) wandelen (in het licht). Vertrouwen is dus altijd in combinatie met doen, gehoorzamen.
    En het ongeloof heet dan ook Hem niet kennen, Hem haten, verwerpen, loochenen.
  • Als relatie is geloven vooral gericht op de Zoon van God, die Jezus is.
  • De inhoud van geloven is Jezus, brenger van het Eeuwige leven.
    Wie Hem (relatie) gelooft/vertrouwt (werkwoord) wandelt in het licht. Hij hongert en dorst niet meer, maar heeft het brood des Levens, het levende water gevonden. Hij kent God. Gods Geest woont in hem.
Was bij de synoptici het Koninkrijk (Gods nieuwe wereld) vooral iets om naar toe te leven, iets toekomstigs, bij Joh is het heil dat God aan mensen wil geven juist in het hier en nu te vinden. Het is haast alleen maar tegenwoordig. Voor wie door het geloof ahw opnieuw geboren wordt, gaan ogen en oren open voor Gods liefdevolle invloed op mens en wereld. Daarom is het zo nodig om in de liefde te blijven. Dwz in Jezus de Zoon te zien die je Gods liefde bewijst. En daardoor verblijd en herboren je naaste lief te hebben. Wie niet in de liefde blijft raakt het kwijt.

Hoe komt iemand tot geloof? Aan de ene kant is het iets waar je voor kiest (of niet). Aan de andere kant moet je die keus ook maar gegeven worden. Zonder Jezus zou je met geen mogelijkheid voor het christelijk geloof kunnen kiezen. Daarom is geloven ook Gods werk. Hij heeft in Jezus zijn liefde geopenbaard. En het is ook zijn werk als dat overkomt en we er blij en warm van worden. Dan 'kiezen' wij wel voor Hem, maar eigenlijk is het zo, dat Hij ons voor Zich heeft ingenomen. We kunnen geen nee meer zeggen. Gods liefde is onweerstaanbaar. Vooral in het Joh evangelie komt dat naar voren.

Paulus’ brieven
Bij Paulus zijn geloof (pistis, 140x) en geloven (pisteuoo, 54x) een paar van de belangrijkste woorden. Hij schrijft erover in zijn brieven aan allerlei plaatselijke gemeentes. Vaak staat de geloofsinhoud er niet bij omdat hij die als bekend veronderstelt. Hij had hun het geloof immers als zendeling zelf gebracht. Uit de korte aanduidingen kunnen we toch wel het volgende opmaken:
  • Geloven is een werkwoord, nl (God) vertrouwen en gehoorzamen.
  • De inhoud van het geloof is het evangelie van Jezus Christus en die gekruisigd. Dat vertelt dat God te vertrouwen is. Hij wil mensen die van Hem vervreemd zijn geraakt weer met zich verzoenen. In Jezus’ dood aan het kruis komt Gods liefde voor en trouw aan mensen, zijn wijsheid (al lijkt het dwaasheid) en macht (al lijkt het zwakte) aan het licht.
  • Wie zich aan de inhoud van het evangelie overgeeft, komt in een nieuwe relatie tot God. Hij geldt als rechtvaardig. Onder invloed van Gods Geest gaat hij leven in geloof, hoop en liefde (heiliging). Het gaat allemaal van God uit. Er is geen reden om nog trots te zijn op iets van jezelf.
Geloven is maw: je lege handen - want van huis uit gevuld met de armoede van zonde en goede werken - laten vullen door wat God je geven wil. Paulus blijft dus bij wat geloven is in het OT: God laten doen wat Hij belooft, en doen wat Hij vraagt. Alleen zo kan en wil Hij ieders reddende God zijn, die van mensen nieuwe mensen maakt.
In het hier en nu ondergaan mensen een begin van deze vernieuwende invloed van God. Ooit zal het voltooid worden. In dat toekomstige lijkt Paulus meer op de synoptici dan op Johannes.
In zijn zendingswerk is Paulus eropuit alle mensen tot deze overgave, deze daad van geloof te brengen. Er is geen onderscheid meer tussen Joden en andere volken.

Paulus maakt duidelijk dat geloof gevoed en onderhouden moet worden. Dan is het een sterke kracht die het nieuwe leven van kruis dragen en bij Christus horen mogelijk maakt.
Een andere keer zegt Paulus hetzelfde anders en noemt hij het geloof een bescherming tegen alle brandende pijlen van de boze.

----
Er is in de Bijbel nog veel meer vinden over geloven en geloof. Gen 15: 6; Rom 1: 16v; Rom 3: 25v; Hebr 11: 1.


-----
1 Bij Paulus en in de Opb van Joh komen we ook het aan pisteuoo verwante peitho / pepoitha tegenoverreden, vast overtuigd zijn van, vertrouwen etc.
terug

Afkortingen

Bijbelboeken > Register kolom 2
adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
DL = Dordtse Leerregels
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HTB = Het Boek
HSV = Herziene  Staten Vertaling
Lat = Latijn
LXX = Septuaginta (Griekse Vertaling vh OT; 250 - 50 vC)
LV14 = Leidse Vertaling 1914
NA - Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PKN = Protestantse Kerk Nederland
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
vC =  voor Christus