(2) Echt gebeurd? het mogelijke
Aan 'echt gebeurd' zitten twee kanten. Het kan gaan
(1) over voorvallen die mogelijk zijn (bv het vertrek van Abram uit Ur)
(2) over voorvallen die onmogelijk zijn, tegennatuurlijk: wonderen
In beide gevallen kun je je afvragen of de vertelde gebeurtenissen zich echt voorgedaan hebben, of dat er sprake is van gelovige verbeelding.
In deze blog over het eerste: mogelijke gebeurtenissen.
Inleiding
De 66 geschriften van de bibliotheek die de Bijbel is, bevatten verhalen, psalmen, profetieën, geschiedenissen, spreuken en gelijkenissen enz. Die voeden en corrigeren het geloof, wijzen de weg in ethische kwesties en zijn bron voor de prediking in de christelijke gemeenschap.
De inhoud van deze geschriften bevat voor een belangrijk deel teksten die over historische1 gebeurtenissen gaan of lijken te gaan. Hoe belangrijk is een relatie met het verleden? Moet het verhaalde ‘echt gebeurd’ zijn?
Bij nader inzien valt deze vraag in een aantal deelvragen uiteen:
- Wie is het die deze vraag stelt?
- Wat is het genre van de Bijbelse boeken?
- Wanneer kunnen we van iets zeggen dat het echt gebeurd is?
- welk gezichtspunt neemt de verteller in?
- Wat is eigenlijk geschiedenis?
Het gewicht dat iemand hecht aan het echt gebeurd zijn van het verhaalde, hangt af van diens belangstelling.
- Wil je als wetenschapper het verleden zo precies mogelijk reconstrueren? Dan zit je er niet mee als bewezen zou worden dat sommige verhalen (bv Jona in de vis) waarschijnlijk niet 'echt gebeurd' zijn.
- Maar heb je een biblicistische of fundamentalistische opvatting ligt dat heel anders. Dan geloof je dat de Bijbel van kaft tot kaft waar is en dat alle verhaalde gebeurtenissen historisch zijn. Uitleggers en predikers die beweren dat het anders is, zijn bedreigend voor het geloof.
- Als het je om de geestelijke, symbolische, psychologische (Drewermann) boventijdelijke (Barth), existentiële (Bultmann) enz boodschap gaat, dan doet de historische feitelijkheid er niet echt toe.
- Een theoloog als Pannenberg meent daarentegen dat de Bijbel van een heilsgeschiedenis vertelt. Die moet sporen van God in het verleden hebben achter gelaten. Als die niet te vinden zijn, is er een groot probleem.
- Voor de procestheologie is Gods invloed op de werkelijkheid zo onmisbaar voor het geloof dat men pogingen onderneemt om die op wetenschappelijke wijze voor te stellen en onder te brengen in de keten van oorzaak en gevolg.
- Weer anderen zeggen: Jezus moet wel echt geleefd hebben en opgestaan zijn. Als dat niet echt gebeurd is, slaat ons geloof nergens op. Ze hebben trouwens goede redenen om de berichten van de Opstanding voor echt gebeurd te houden. Ze lezen de Bijbel op een gelovige manier.
- Hieraan verwant: Gods invloed op mensen, hun leven, op de loop van de gebeurtenissen laat sporen na in hun levens, verandert de werkelijkheid. De Bijbelse geschriften die daarvan vertellen moeten echter niet als historische bronnen geanalyseerd, maar literair gelezen worden. Dan onderga je opnieuw de invloed van God en zo ontdek je de waarheid van de Bijbel.
2 Er is verschil in genre
Een groot deel van de Bijbel vertelt niet over dingen die vroeger gebeurd zijn.
- Een mythe (bv Gen 1 – 11) vertelt over God / goden in een oertijd. Het lijkt een verhaal over historische gebeurtenissen, maar het is feitelijk een tekst die fundamentele dingen over mens, wereld en God wil duidelijk maken in verhaalvorm.
- De enige fabel in de Bijbel (Ri 9: 8 - 15) is uiteraard niet historisch, wel het kader waarin dit verhaal verteld wordt.
- Poëzie (Psalmen, Hooglied, Profetie) is vaak verbonden aan een historisch voorval, maar de informatie over het gebeurde is vaak heel summier. Het is duidelijk niet als verslag van een gebeurtenis bedoeld. Wie het leest als een getuigenverslag doet dan ook geen recht aan wat de tekst wil zeggen. Erger: helaas ontgaat zo'n lezer de rijkdom van de tekst.
- Gelijkenissen van Jezus zijn geïnspireerd op alledaagse voorvallen, waar Jezus een eigen draai aangeeft zodat ze iets zeggen niet over de gewone wereld, maar over het Koninkrijk van God.
- Wijsheidsliteratuur (Job, Prediker, Spreuken) spreekt in algemene termen over het menselijk leven en wat er zoal gebeurt in de wereld. De wijsheid wil daar lessen uit trekken, ze is niet geïnteresseerd in de gebeurtenissen op zich. Die kan de schrijver zo maar bedacht hebben als aanleiding voor, of als voorbeeld bij de wijsheid die hij wil bespreken.
- Leervertellingen of voorbeeldverhalen (Esther, Jona, Daniël, Ruth) laten aan de hand van een (gefingeerd?) voorbeeld zien wat de gelovige van God kan verwachten en wat geloven inhoudt. Overigens maakt het niet uit of je deze verhalen voor 'echt gebeurd' houdt of niet. In beide gevallen moet je op zoek naar de betekenis voor het geloof en kom je op hetzelfde uit. (zie preek over Jona of over de maagdelijke geboorte van Jezus)
- Apocalyptiek (bv Jes 24 - 27, Dan 7, Opb): betreft gebeurtenissen in de toekomst. De dingen die staan te gebeuren hebben wel een verband met het heden van de schrijver.
Een ander groot deel van de Bijbel vertelt nadrukkelijk wel over historische gebeurtenissen. Het is daarin geïnteresseerd omdat het die verbindt met Gods spreken, ingrijpen, zegen en vloek.
- OT: geschiedenisverhalen, bv Gen 12 – 50, Ex, Lev, Num, Deut, Joz, Ri, 1 en 2 Sam, 1 en 2 Kon, 1 en 2 Kron, Ezra, Neh, gedeelten uit de profeten (bv Jes 38), sommige geschiedenis-psalmen (bv Ps 78).
- NT: de vier evangeliën Mat, Mc, Luc, Joh over het optreden van Jezus met als zwaartepunt de Passio ttv Pontius Pilatus gevolgd door de opstanding.
Hnd over de beginnende kerkgeschiedenis oiv de heilige Geest. - Brieven van Paulus en anderen bevatten vele opmerkingen over historische situaties en voorvallen.
3) Er is verschil in 'echt gebeurd'
In het gewone spraakgebruik bedoelen we met 'echt gebeurd' dat het vertelde meer is dan een verzinsel. Het voorval heeft zich in de werkelijkheid voorgedaan. Bv Jan liep gisteren naar huis, hij kwam onderweg zijn buurman tegen en wenste hem goedenavond. Vandaag vertelt Jan dat hij gisteren - onderweg naar huis - zijn buurman een goede avond wenste. Wie goedgelovig is, neemt aan dat het 'echt gebeurd' is.
Zo kun je ook de Bijbel goedgelovig lezen en aannemen dat het allemaal echt gebeurd is.
In de wetenschap van de geschiedenis ligt dat ingewikkelder. Echt gebeurd is daar uiteraard ook 'wat zich in de werkelijkheid heeft voorgedaan'. Maar er komt een voorwaarde bij: bewijs. Als niemand Jan en zijn buurman gisteravond samen hebben gezien, dan hangt 'echt gebeurd' alleen maar aan de bewering van Jan. Maar als de historicus ook nog de buurman zou navragen of dat klopt en deze bevestigt dat, dan is het al waarschijnlijker dat het echt gebeurd is (maar hij kan liegen of zich vergissen). En wanneer een deurbelcamera hun ontmoeting gefilmd heeft, dan is het zo goed als zeker 'echt gebeurd' (maar met AI kan er ook een nepfilmpje gemaakt zijn).
Zo gaat het ook als een historicus de teksten van de Bijbel onderzoekt. Als het verhaalde door meerdere bronnen, onafhankelijk van elkaar wordt overgeleverd, dan is het waarschijnlijk echt gebeurd. Bijvoorbeeld Saulus. Hij was voordat hij de zendeling Paulus werd, een vervolger van de christenen. Dat staat in Hnd 9, maar ook in Hnd 22 en Hnd 26. Echter die drie bronnen zijn niet onafhankelijk van elkaar, want afkomstig van dezelfde schrijver. Het telt als niet meer dan één keer. Maar omdat er ook bewijzen uit een andere bron zijn, (Paulus zelf in zijn brieven Gal 1: 13vv; Filp 3: 7vv; 1 Kor 15: 8) is het waarschijnlijk dat zijn bekering 'echt gebeurd' is.4 Hoe meer bronnen, hoe beter. Te denken valt aan het getuigenis van archeologische opgravingen, kleitabletten, oude handschriften.
Als de verhaalde gebeurtenis dan ook nog past in het grote geheel, de algemene geschiedenis van het Midden Oosten, dan pleit dat voor de historiciteit. Details bij de bekering van Saulus vinden zo bevestiging: er is inderdaad een stad Damascus met in het oude gedeelte een straat die 'de rechte' (Hnd 9: 12) wordt genoemd. Daar ging Saulus, blind als hij was naar toe, en daar zou Annanias hem opzoeken.5
4) Er is verschil in gezichtspunt
Geschiedenis is niet een opsomming van jaartallen, of een verzameling statistische gegevens over bv bevolkingsgroepen, huurders, woningbezitters en daklozen. Jaartallen en cijfers op zichzelf zeggen niks. Het zijn niets meer en niets minder dan de ingrediënten voor het verhaal dat de historicus daaruit probeert op te maken. Op basis van hetzelfde verleden kunnen heel verschillende geschiedenissen verteld worden. Was de 17-de eeuw de gouden eeuw van de 'Vaderlandsche Geschiedenis'? Of een tijd om je voor te schamen vanwege de slavenhandel en de plundering van de koloniën? Een neutrale geschiedschrijving bestaat niet. De historicus moet, om uit de feiten een verhaal te maken, een bepaald gezichtspunt kiezen. Hij kan niet anders.
Het OT is voor een groot deel geschreven onder het gezichtspunt van het verbond van God met zijn volk. Als het volk trouw is aan het verbond - door de wet van harte te doen - zal er voorspoed zijn. Als het volk zich niet aan de afspraken houdt zal het onheil ondervinden.
In Gen t/m Deut wordt verteld hoe het tot dat verbond is gekomen.
In Joz t/m 2 Kon worden voor- en tegenspoed geïnterpreteerd als zegen en vloek volgens het verbond (met de nadruk op sociale gerechtigheid)
Het onheil dat het volk overkomt (bv de ballingschap in Babel) wordt geduid als Gods rechtvaardige straf voor Israëls falen.
In Kron, Ezra en Neh idem, maar met meer de nadruk op het wel/niet in acht nemen van de cultische wetten (tempel, offers, reinheid, geen buitenlandse vrouwen).
Verbond, zegen en vloek zijn de grote vooronderstelling bij de psalmen, spreuken en bij de profeten.
Job en meer nog Prediker wagen vraagtekens te zetten bij de verbondsleer van Israël.
Jeremia belooft zelfs een nieuw verbond.
In het NT interpreteert Paulus het evangelie als een nieuwe vorm van gerechtigheid behorende bij een nieuw verbond (1 Kor 11: 25).
De geschiedenis van Israël en de afwijzing van het evangelie vat hij op als het sein om het evangelie aan alle volken aan te bieden.
De schrijver van Handelingen vertelt meermalen dat Paulus het evangelie eerst de Joden aanbiedt en na hun afwijzing het aan de niet-Joden bekend maakt.
5) Er is verschil tussen geschiedenis, Bijbelse geschiedenis en exacte wetenschap
Anders dan in de moderne geschiedeniswetenschap
- zijn de Bijbelse geschiedenisverhalen niet door een wetenschappelijk opgeleide historicus koel en afstandelijk geschreven.
- is er voor de Bijbelschrijver niet de wetenschappelijke eis dat hij het verleden moet beschrijven en verklaren 'etsi Deus non daretur'. (Dwz hij kan en mag God niet als factor opvoeren. Hooguit kan de historicus spreken over mensen-met-hun-geloof-in-God)
Anders dan in de natuurkunde
- is het voor de geschiedenis onmogelijk het object van onderzoek - het verleden - onder de loep te leggen en van dichtbij te bekijken. In de tijd reizen gaat nu eenmaal niet.
- zijn er geen testen mogelijk die door andere historici herhaald kunnen worden en dan hetzelfde resultaat opleveren.
- is geschiedenis vanwege het ingenomen gezichtspunt, selectie en ordening van materiaal enz veel subjectiever dan bv de natuurkunde.
- verklaart geschiedenis niets: er zijn geen historische wetmatigheden en daarom is de toekomst evenmin te voorspellen.
De exacte wetenschappen stellen wel (natuur)wetten vast en kunnen berekeningen maken over wat er onder bepaalde omstandigheden zal gaan gebeuren.
-----
1 Etymologie : Historie is wel eens verklaard met his-story = zijn (Gods) verhaal. Leuk bedacht, maar onzin. Het woord historie komt uit het Grieks. Daar is de histor = geleerde wijze man, rechter, ooggetuige van gebeurtenissen. Historia = kennis verzameld uit onderzoek, verslag van het onderzoek. Niet per se uit het verleden, het kon ook om filosofische of juridische kennis gaan. Dit woord werd later in het Latijn overgenomen en kreeg de betekenis 'verhaal over gebeurtenissen uit het verleden' (geschiedenis). Vanuit het Latijn namen op het eind van de Middeleeuwen de Westerse talen het over. In het Engels, Frans, Nederlands en Duits kreeg het de twee betekenissen die het nog altijd heeft: (1) bronnenonderzoek naar de gebeurtenissen uit het verleden en (2) het verhaal over die gebeurtenissen (de geschiedenis)
2 Al geloof ik met Prediker en Jezus niet dat heil en onheil gekoppeld zijn aan goed of slecht gedrag zoals dat bij het oudtestamentische verbond wordt gesteld. (zie bij 4 - Er is verschil in geschiedenis)
3 Een stuk minder zeker en eensgezind zijn historici over Bijbelse figuren uit de tijd voorafgaande aan de koningen, bv de aartsvaders, Mozes, de richteren.
4 Daar komt bij dat het niet in het voordeel van Paulus is, om te vertellen dat hij een vijand van de eerste christenen was. Hij schaamt zich ervoor. Hij zou willen dat het nooit gebeurd was. Zijn getuigenis komt daarom heel betrouwbaar over.
5 Een ander voorbeeld: had Jezus twaalf discipelen? Op grond van de drie onafhankelijke bronnen moet het antwoord wel bevestigend zijn. De twaalven worden genoemd in de synoptische traditie (oa Mc 3: 16, Mat 20: 17, Luc 8:1) bij Johannes (oa Joh 6: 67) en bij Paulus (1 Kor 15: 5). Aangevuld met kennis van het toenmalige Jodendom over rabbi's en hun leerlingen, ligt het voor de hand dat ook Jezus een aantal leerlingen had.
terug
Afkortingen
van de Bijbelboeken > Register (kolom 1) adhv = aan de hand van Afb = Afbeelding aw = aangehaald werk BGT = Bijbel in Gewone Taal BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT) bv = bij voorbeeld CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk cq = casu quo (bv ik doe kaas cq ham op mijn brood = ik doe kaas op mijn brood of anders ham) DL = Dordtse Leerregels dwz = dat wil zeggen eva = en vele anderen FB = FaceBook GNB - Groot Nieuws Bijbel GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland) Gr = Grieks HCat = Heidelbergse Catechismus Hebr = Hebreeuws HKB = Historich Kritische Benadering (of Bijbelonderzoek) HSV = Herziene Staten Vertaling HTB = Het Boek ID = Intelligent Design itt = in tegenstelling tot Lat = Latijn LuV = Lutherse Vertaling LV14 = Leidse Vertaling 1914 LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC) M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1) NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT) NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004) NBG = Nederlands Bijbel Genootschap NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951) NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004) NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021) nC = na Christus NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis NT = Nieuwe of tweede Testament OT = Oude of eerste Testament P = Paulus of de brieven van Paulus p = pagina of pagina's PKN = Protestantse Kerk Nederland PM = Post Modernisme P = Preek (bv Ps 84P = Preek over Psalm 84) Q = Quelle, bron van uitspraken van Jezus resp = respectievelijk (bv A en B reden in resp een Golf en een Astra = A reed in een Golf, B in een Astra) RKK = Rooms Katholieke Kerk SV = Staten Vertaling SQE = Synopsis Quator Evangeliorum (bv SQE 37 = parallelle passages Mat 8: 14v // Mc 1: 29vv // Luc 4: 38v) TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim v = volgende vers (bv Ps 1: 1v = Ps 1: 1 - 2) SVBS = Synopsis Vlaamse Bijbelstichting (bv SVBS 57 = parallelle passages Mat 8: 14v // Mc 1: 29vv // Luc 4: 38v) vC = voor Christus vd = van de vv = volgende verzen (bv Ps 1: 1vv = Ps 1: 1 - 3) WV = Willibrord Vertaling X = Chiasme (kruisstelling) > = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2) // = synoniem parallellisme <> = tegenstelling, ook: antithetisch parallellisme |