1 Tes 4: 13 - 18

 

De aanleiding (13)
Broeders en zusters, wij willen u niet in het ongewisse laten over degenen die u ontvallen zijn, zodat u niet hoeft te treuren, zoals anderen, die geen hoop hebben. (NBV21)

Elders - in Korinthe - was twijfel opgekomen over de opstanding der doden: men houdt die voor onmogelijk en men kan zich niet voorstellen wat voor lichaam daar bij hoort. In Tessaloniki hebben de christenen een heel andere vraag. Zij geloven dat de wederkomst van de Heer in de zeer nabije toekomst zal plaatsvinden, nog bij hun leven. Maar ondertussen zijn er gemeenteleden gestorven. Die zullen de wederkomst dus niet in levende lijve meemaken; zij moeten als doden eerst nog uit de doden opstaan. Zijn ze dan niet in het nadeel tov de levenden die direct al bij Christus zijn?
Persoonlijk vind ik het moeilijk voor te stellen wat dat nadeel zou kunnen zijn. Paulus misschien ook wel, maar hij neemt de vraag toch serieus. Hij doet die niet af als een onjuiste of onbelangrijke vraag. Hij vermijdt discussie over de zin of onzin van die vraag, maar pakt die heel pragmatisch op. Zo is hij ook hier 'de Grieken een Griek' die zich aanpast aan het bij denken en geloven van de mensen.

Terzijde
De eerste christenen geloven dus dat je eenmaal gestorven nog niet op de eindbestemming bent. Vele gelovigen nu, menen dat je na de dood in de hemel komt en dat het dan klaar is. Maar dat is niet de Bijbelse boodschap. De eindbestemming is het Koninkrijk van God, dat is 'hemel en aarde vernieuwd' en 'God alles in allen'. Zolang die toestand niet is aangebroken, zijn levenden en doden niet thuis, maar in afwachting van.

  • De levenden als pelgrims onderweg op aarde.
  • De doden worden zo lang bewaard.
Die bewaarplaats kan het paradijs (Luc 23: 43) heten of de schoot van Abraham (Luc 16: 22) of ' onder het altaar' (Opb 6; 9 - 11) en soms ook gewoon - als in het OT - het dodenrijk, bv Opb 20: 13v. Dus niet 'de hemel', dat is in het NT vooral de wereld-waar-God woont, aanduiding voor zijn paleis met hofhouding (engelen).

De kwestie
Of de gestorvenen een achterstand hebben. Op die verontruste vraag gaat Paulus nu in. Hij wil de christenen toen en nu niet in het ongewisse laten, maar zekerheid bieden en daarmee voorkomen dat ze zouden treuren als mensen die geen hoop hebben. Daarmee zegt hij dus niet dat gemis en verdriet overdreven zijn, of dat we niet zouden mogen rouwen om onze geliefde doden. Dat is gewoon heel menselijk en daar moet ruimte voor zijn. In Rom 12: 15 roept hij op om met elkaar mee te leven in vreugde en in verdriet.
Maar christenen hoeven niet te treuren als mensen die geen hoop hebben. Zulke mensen had Paulus al eerder aangeduid als 'de heidenen die van God niet weten' (vers 5) en 'die buiten staan (vers 12). Zij geloven misschien wel in een voortbestaan van de ziel na de dood, maar niet in een opstanding. En dat is de hoop die hier bedoeld is: de hoop op de opstanding uit de doden (vers 14), om voorgoed bij Christus te zijn (vers 17). Elders noemt hij dat het beërven van het Koninkrijk van God (1 Kor 15: 51vv).

Of we ook mogen hopen elkaar weer te zien en te herkennen? Dat laat Paulus in het midden. Duidelijk is dat we ons het nieuwe leven niet moeten voorstellen naar het model van ons huidige bestaan, enkel ontdaan van alle narigheid. Elders spreekt hij van een grote verandering (1 Kor 15: 51), we krijgen een opstandingslichaam (1 Kor 15: 25 - 49; 2 Kor 5: 1 vv; Filp 3: 21), niet sterfelijk als ons huidige lichaam.

Opvallend is dat hij in deze verzen (13, 14 en 15) niet van doden of gestorvenen spreekt, maar eufemistisch van 'ontslapenen'. Het voorvoegsel 'ont' geeft aan dat iets begint, bv ontdooien, ontbranden. Ontslapen is dus: beginnen te slapen. Daar passen woorden als opwekken en opstaan heel goed bij. Het Hebreeuwse woord voor slapen (shakab) en het Griekse (koimaoo) betekenen beide ook sterven (ontslapen).

De grondslag (14)
Want als wij geloven dat Jezus is gestorven en is opgestaan, moeten wij ook geloven dat God door Jezus de doden bij zich zal halen, samen met Jezus zelf. (NBV21)

Voor zijn antwoord valt Paulus terug op het evangelie van Jezus, die gestorven is en opgestaan. Dat is niet alleen maar van belang voor Jezus, maar ook voor allen die bij Hem horen. Als God Jezus heeft opgewekt, zal Hij met en door Jezus ook de ontslapenen bij Zich brengen. Jezus is dus zowel het middel (nl door het geloof in Hem) als het doel (voorgoed bij Jezus zijn in Gods Rijk). Tijdens het leven is er de band van gelovigen met Christus. Die band gaat in de dood niet verloren: christenen zullen met de levende Heer verenigd worden.  In latere brieven schrijft Paulus dat, zoals in Adam allen sterven, zo zullen in Christus allen levend gemaakt worden (1 Kor 15: 22, Rom 6: 12 en 18).

Een woord van de Heer (15a)
Wij zeggen u met een woord van de Heer: (NBV21)

De opstanding is gegeven met de verbondenheid met Christus. Daar zou je genoeg aan kunnen hebben. Maar Paulus en Timotheüs hebben nog iets: een woord van de Heer. Een uitspraak van Christus die we in de evangeliën niet aantreffen.
Hebben ze dit op een andere manier van de Heer ontvangen? Bv door een visioen, of door studie van de bijbel, in een gebed, of door een gesprek? Want waar twee of drie in zijn Naam bij elkaar zijn, is Christus in hun midden (Mat 18: 20). Of heeft een christelijke profeet dit woord aan Paulus bekend gemaakt?
Het hoe is niet het belangrijkste; de inhoud wel. Maar door het toe te schrijven aan de Heer, claimt Paulus het hoogste gezag voor wat nu volgt. Dat is niet zo maar een ingeving of zijn persoonlijke fantasie.
Er volgt nu geen letterlijk citaat (de Heer zei: 'jullie levenden zullen...') maar een weergave in eigen woorden (wij levenden zullen...)

De boodschap (15b - 17)
...wij, die in leven blijven tot de komst van de Heer, zullen de doden in geen geval voorgaan. 16 Wanneer het signaal gegeven wordt, de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt, zal de Heer zelf uit de hemel neerdalen. Dan zullen eerst de doden die Christus toebehoren opstaan, 17 en daarna zullen wij, die nog in leven zijn, samen met hen op de wolken worden weggevoerd en gaan we in de lucht de Heer tegemoet. Dan zullen we altijd bij Hem zijn.(NBV21)

De zorg van de gelovigen was dat bij de wederkomst de ontslapenen te laat zouden komen. Die zorg neemt Paulus direct weg: 'de levenden die achterblijven' (de na-bestaanden) zullen zeker niet de doden voorgaan. Om dat zonder meer duidelijk te maken, schrijft hij hier met geen woord over

  • de grote verandering die levenden en doden ondergaan. Dat was in de brief aan de Korinthiërs met hun twijfels, juist wel van belang te vermelden, maar nu niet noodzakelijk.
  • het gericht, of laatste oordeel. Voor de concrete vraag van de gelovigen in Tessaloniki is dat niet relevant. Over een oordeel sprak Paulus trouwens wel in deze brief: 1 Tes 1: 10 (het komende oordeel) en 2: 16 (oordeel tijdens dit leven) en 5: 9 (niet veroordeeld worden)

Hij wil alleen maar benadrukken dat het uitloopt op de ontmoeting met de Heer en voorgoed bij Hem zijn.

Hoe stelt Paulus zich dat voor?
Nu volgt er een mix van beelden en voorstellingen die herinneren aan toen bekende verhalen (Mozes, Daniël) en gebruiken (escorteren). We moeten daar niet teveel systematiek in aan willen brengen, alsof het om een stappenplan gaat.
Tom Wright noemt het richtingwijzers naar de toekomst. En richtingwijzers zijn nu eenmaal geen foto's van wat er komt, maar behulpzame en onmisbare aanduidingen.

Drie voorstellingen (16)
De passieve formulering (worden) van 'wanneer het signaal gegeven wordt', wijst erop dat God dit moment bepaalt. Dan zal

  1. de aartsengel zijn stem verheffen. In de toenmalige wereld meende men dat er 7 aartsengelen zijn. Michaël en Gabriël zijn de bekendste. Aartsengelen hebben een belangrijke functie op bijzondere momenten in de geschiedenis. Zo'n moment is de wederkomst wel helemaal, want die houdt het einde van de geschiedenis in.
  2. de bazuin van God weerklinken. Dat gebeurt vooral als God komt, om zijn macht en majesteit te onderstrepen. Bv Exodus 19: 16vv God daalt neer op de berg Sinaï om Mozes de Torah te geven. De stem van de aartsengel en het geluid van de bazuin maken het wereldwijd en tot in het dodenrijk duidelijk dat de tijd van verlossing gekomen is: De Heer zal uit de hemel neerdalen. (vgl Hnd 1: 11)
  3. zullen eerst de doden in Christus / die Christus toebehoren opstaan. Deze opstanding hoort met de aartsengel en de bazuin bij de wederkomst. De ontslapenen kunnen er onmogelijk eerder bij zijn, dan dit moment. Daarmee is de zorg van de christenen in Tessaloniki weggenomen.

Weggevoerd worden (17)
Vervolgens gaan de gestorven en opgestane christenen samen met de christenen die bij de wederkomst leven de Heer tegemoet. Tegelijk. Beide groepen reizen gelijk op en komen tegelijk aan bij de Heer. Er is geen verschil in rangorde of wat dan ook. Opnieuw zijn de gelovigen in Tessaloniki gerust gesteld.
Aangezien de Heer uit de hemel afdaalt, betekent tegemoet gaan: opstijgen, op de wolken worden weggevoerd. Het achterliggende beeld is dat van de Zoon des Mensen (Daniël 7), en de hemelvaart van Jezus (Hnd 1), die op een wolk naar God gaan. Bij de wederkomst gaan de gelovigen hun Heer in de lucht tegemoet.
Het woord 'weggevoerd worden' (Gr harpazoo) gebruikt Paulus ook in 2 Kor 12 voor zijn tijdelijke wegvoering naar het paradijs, de derde hemel.
De passieve formulering met worden geeft aan, dat ook deze wegvoering een actie van God is.  (Over de leer van de opname of rapture, klik hier)

Het einddoel luidt: 'dan zullen we altijd bij Hem zijn.' Waar dat is? Natuurlijk niet de lucht of de wolken, ook niet de hemel. Dat is de woonplaats van God. Paulus mocht er toen hij weggevoerd werd, even iets van zien, maar hij mocht er niet blijven. De hemel is niet de eindbestemming van mensen. Zie ook het terzijde bij vers 13.
Dat de gelovigen de Heer tegemoet gaan, betekent dus niet 'naar de hemel' gaan. Paulus en zijn lezers zullen gedacht hebben aan het bezoek van een koning aan een stad. Dan loopt de bevolking uit om hem toe te juichen en hem een feestelijk geleide te bieden naar de stad. Het gaat erom dat de gelovigen uitlopen om de Heer te verwelkomen en dan samen met Hem mee te reizen naar beneden, naar de aarde waar Hij het Koninkrijk van God vestigt. Vgl de verstandige bruidsmeisjes die de bruidegom tegemoet gaan en dan met hem mee naar de bruiloft gaan (Mat 25: 1 - 10).

Het eind van al Gods wegen is dat Hijzelf wil wonen tussen de mensen. Dat is het Koninkrijk van God (1 Kor 15: 50) waar Hij alles en iedereen vervult (1 Kor 15: 28) met zijn kracht, liefde, licht, waarheid, vrede, gerechtigheid, schoonheid. Hier noemt Paulus dat 'voorgoed bij de Heer zijn'. In zijn nabijheid leven in vol vertrouwen, zonder angst voor de dood. Zonder de prikkel van de dood krijgt de zonde geen kans. Gods nieuwe wereld is dan ook vol van vrede en gerechtigheid. Dan zijn we eindelijk thuis.

Troost (18)
Troost elkaar met deze woorden. (NBV21)
Vers 18 hoort niet meer bij het woord van de Heer  (15 - 17), maar is Paulus eigen toevoeging. Zo moeten de gelovigen deze boodschap toeppassen: troost elkaar.

Gespreksvragen
* T. Wright stelt het zich zo ver: er is leven, er is leven na de dood (op een of andere manier voortbestaan in een 'bewaarplaats') en er is leven na het leven na de dood (na opstanding uit het dodenrijk, op de nieuwe aarde). Wat vind je daar van?
* Hoe belangrijk is voor jou het geloof in de opstanding en het leven daarna? Denk je er veel of weinig aan? Denk je aan iets hemels of iets aards?
* Zullen we elkaar herkennen als we eenmaal zijn opgewekt uit het rijk van de dood?
* De eindbestemming van de mens is niet de hemel maar de nieuwe aarde (zie vers 17). Of zullen we het combineren en zeggen: het nieuwe van de nieuwe aarde is, dat het de hemel op aarde is. Vgl Opb 20 en 21.
 

terug

Achtergronden


Artikelen over:
Geloof Kennis en Openbaring
Bijbel
Iets, God, opnieuw God
Israël, Volken, Christenen
Oude Tijd, Nieuwe Tijd
Oude Mens, Nieuwe Mens
Jezus
Passio, Pasen, Pinksteren

Kerk anno nu oa pastoraat en liturgie

Theologische Stromingen
Theologische Begrippen

 
 

Afkortingen


van de Bijbelboeken > Register (kolom 2)

adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
bv = bij voorbeeld
CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk
DL = Dordtse Leerregels
GNB - Groot Nieuws Bijbel
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HTB = Het Boek
HSV = Herziene  Staten Vertaling
ID = Intelligent Design
Lat = Latijn
LuV = Lutherse Vertaling
LV14 = Leidse Vertaling 1914
LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC)
M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1)
NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PM = Post Modernisme
PKN = Protestantse Kerk Nederland
Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84)
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
v = volgende vers (bv Ps 1: 1v betekent Ps 1: 1 - 2)
vd = van de
vv = volgende  verzen (bv Ps 1: 1vv betekent Ps 1: 1 - 3)
vC =  voor Christus

WV = Willibrord Vertaling
X = Chiasme (kruisstelling)
> = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2)
// = synoniem parallellisme
<> = antitthetisch parallellisme