1 Sam 17


De bijbel vertelt van de strijd van David en Goliat om iets te laten zien van de bron waaruit die beiden hun vertrouwen putten. Voor de reus is dat zijn wapenrusting. David ontleent zijn kracht aan de Here God.


Afb 24 David en Goliat (Fugel, 1863 - 1939) (Wikimedia Commons)

Goliat
Goliat wordt beschreven als een intimiderende verschijning. Hij was zes el en een span lang, dat is bijna 3 meter. Er zijn ook handschriften die het op 4 el en een span houden. Dan is hij nog altijd ruim 2 meter lang. Behalve zijn lengte maakt zijn wapenrusting indruk:

  • Een bronzen (pot)helm die hoofd, oren wangen bedekt maar mond, neus en ogen open laat.
  • Een geschubd pantser van brons om zijn romp met een gewicht van 5.000 sjekels, dat is tussen de 50 - 60 kg.
  • Boven zijn voeten beschermende platen van brons. Dat was destijds heel ongewoon: op afbeeldingen van die tijd waren de benen van soldaten niet voorzien van bescherming.
    De wapenrusting die Saul aan David wil geven, bevat dan ook geen scheenplaten.
  • Als wapen droeg hij over zijn schouder een bronzen kromzwaard.
  • Daarbij een speer: een punt van ijzer met een gewicht van 600 sjekels (ruim 6 kg) op een schacht zo dik als de boom van een weefgetouw.
  • In vers 45 is ook nog sprake van een tweede zwaard

De bijbel noemt hem een kampvechter, een ervaren beroepssoldaat. De knecht die voor hem een schild draagt (vers 7) is eigenlijk overbodig bij deze vechtmachine en speelt in het verhaal dan ook geen rol.
Goliat is afkomstig uit Gat, één van de vijf bekende Filistijnse steden. Zijn naam is inderdaad Filistijns (blijkt uit inscripties op stenen) en betekent waarschijnlijk iets als groot of reusachtig.

Weken lang, 40 dagen (vers 16) daagt hij de legers van koning Saul uit. Wat een vernedering voor Israël. Maar niemand durft het tegen hem op te nemen.

David
David is de jongste van acht zonen. In het vorige hoofdstuk is hij door Samuël gezalfd om de nieuwe koning te worden in de plaats van Saul, de koning van dat moment, maar door God afgewezen.
Als jongste is David veel te onervaren om het tegen Goliat, de getrainde beroepsmilitair op te nemen. Van zijn vader Isaï mag hij nog net met wat proviand naar het legerkamp om daar te vragen hoe het met zijn broers is. Zijn broers en ook koning Saul raden hem het duel met de reus af.
In zijn gesprek met Saul (vers 32 - 37) en Goliat (vers 45- 47) laat David merken dat hij met de Here God rekent. Daardoor is hij in staat de situatie met andere ogen te zien. Goliat is in zijn ogen zeker gevaarlijk, maar niet om bang van te worden of als verlamd door te raken zoals Saul en zijn leger. David maakt de vergelijking met de leeuwen en beren die geregeld zijn schapen bedreigen. Hij weet hoe je zo'n roofdier met slinger en steen moet aanpakken. Die nieuwe visie maakt de gevaarlijke situatie hanteerbaar. Deze creatieve ruime (geloofs)blik maakt David tot de ware koning van Israël, waar Saul faalde.
De profeten zouden later zeggen dat kracht of geweld niet doorslaggevend zijn, maar de Geest van de Here God (Zach 4: 6; vgl Hos 1: 7).
Op een andere manier leert Jezus, een verre zoon van David, dat we onze vijanden moeten verrassen (Mat 5) nl. door ze lief te hebben, of een tweede mijl te gaan. Dus je gedrag niet laten afhangen van je tegenstander, door schelden, geweld enz met terug schelden en tegengeweld te beantwoorden, maar uit gaan van je eigen sterkte en hem of haar zien in het licht van Gods liefde. Dat is natuurlijk niet het recept voor alle situaties van oorlog en geweld. Het spoort wel aan naar creatieve oplossingen te zoeken om een kansloze, bloedige strijd te voorkomen. Niet altijd zal dat lukken.

Saul
Voor de zekerheid wil Saul dat David zijn wapenrusting aantrekt: een helm, een borstpantser en een zwaard, maar dat is hem te zwaar, hij kan er niet mee uit de voeten (vers 38 – 40). David zal het proberen met wat hem vertrouwd is: een stok, een slinger en een herderstas met enkele gladde stenen.
Zou dat betekenen dat je met je eigen geloof de opgaven en uitdagingen van het leven het hoofd moet bieden? Je hebt niets aan het geloof van een ander. Hoe goed bedoeld ook het advies van vaders, moeders, partners, vrienden: hun geloof is niet het jouwe. Het is je niet eigen. Je moet je eigen geloof beproeven en zelf ervaring opdoen. Niet je onzekerheid overschreeuwen met de zekerheden van een ander.

Het gevecht
Goliat moet onder de indruk zijn geweest van die dappere David, want hij begint hem direct al te schelden en te vervloeken in een poging hem te intimideren.
David daarentegen verlaagt zich niet tot terug schelden. Hij antwoordt de reus koel en zakelijk waarbij hij aangeeft dat hij niet onder de indruk is van de wapens van de reus. De uitslag van de strijd wordt door de Here God bepaald, zegt David en hij twijfelt er niet aan of die zal gunstig voor hem zijn.
Tegenover het machtige tweetal zwaard en spier van Goliat staat David met het schijnbaar onmachtige duo slinger en steen.

Als de grote, zwaar beladen reus op hem afkomt, wijkt David, lichtvoetig als hij is door het ontbreken van een wapenrusting, gemakkelijk uit. Dan slingert hij een steen tegen de Filistijn waardoor deze op zijn gezicht valt. De overbeladen Goliat kan niet vlug overeind komen om zich te verweren. David slaat hem met diens eigen zwaard het hoofd af. (Vgl Mat 26: 52: wie het zwaard gebruikt zal erdoor omkomen)

Waar is Goliat geraakt?
De traditionele vertalingen geven aan dat de steen het voorhoofd van Goliat raakt waardoor deze voorover valt. Dat is taalkundig goed mogelijk, maar roept wel enkele vragen op:

  • Als Goliat de steen tegen zijn hoofd krijgt, zou je verwachten dat hij achterover valt, of in elkaar zakt; niet dat hij voorover valt.
  • Iemand met een steen tegen zijn hoofd uitschakelen, kan eigenlijk alleen door hem bij de slaap te raken. Daar is de schedel op zijn zwakst. Maar daar zit dus de helm. Het is niet duidelijk hoe de steen daar Goliat heeft kunnen raken..
  • En als Goliat daar was geraakt, was het niet nodig geweest hem te doden. Waarom doet David dat dan toch ( vers 51)

De volgende vertaling1 heeft deze moeilijkheden niet en is eveneens goed mogelijk ...en trof de Filistijn tegen de scheenplaat zodat de steen in de scheenplaat drong en de Filistijn op zijn gezicht viel... Het idee is dat de Filistijn zijn evenwicht verloor omdat de steen tussen knie en scheenplaat vast kwam te zitten. Met de knie op slot moest de aanstormende Goliat wel vallen. Het vervolg is dan ook logisch: David moet Goliat nog doden voor hij zou opstaan. Deze vertaling maakt het bekende verhaal nog mooier dan het al is:

  • Uitgerekend Goliats zware wapenrusting - die hem onoverwinnelijk moest maken - is zijn ondergang geworden: Goliats sterkte is zijn zwakte;
  • Als David op de manier van Goliath de strijd was aangegaan, dus in het harnas van Saul, zou David verloren hebben. Davids zwakte - zijn slinger en steen - is zijn kracht.
  • De reus valt voorover, dat is een symbolische knieval: hij buigt voor David en meer nog voor Israëls God.

Hoofd of scheenplaat?
1 Sam 17: 49 staat twee keer mitschoh.

  • Dat kan een aan elkaar schrijven zijn van metsach (voorhoofd) + o (z'n). Zo de traditionele opvatting: de steen raakte Goliat op zijn gezicht en drong in het gezicht door
  • Dat kan ook een enkelvoud zijn van mitschah uit vers 6 (de been- of scheenplaat) + o (z 'n). Zo de alternatieve opvatting: de steen raakte Goliat op zijn scheenplaat en bleef daarin vast zitten.
    Deze alternatieve opvatting ligt heel erg voor de hand: waarom zou met mitschoh uit vers 49 iets anders bedoeld zijn dan in vers 6?

Gespreksvragen
Bij het lezen van dit zo bekende verhaal is het risico groot dat we al denken te weten wat er staat en waar het over gaat. Maar dat konden wel eKens misverstanden zijn, die ons het zicht op wat er werkelijk staat blokkeren. Dan kan de muziek in dit verhaal ook niet meer tot ons doordringen. Bijv als we het verhaal opvatten als de strijd van de underdog die de onverslaanbare Goliat weet te verslaan.klopt dat wel? Als je goed leest, zie je dat de verschillen groot zijn tussen David en Goliath, maar onverslaanbaar heet Goliath nergens. Hij is alleen maar in uiterlijke zin groot. En David is niet de kleine jongen, maar een ervaren herder, die zich sterk weet door zijn geloof in God (vers 34 - 37).
Vandaar nog een paar vragen om nog andere misverstanden te voorkomen:

  1. Spot Goliat met God of met de mannen van Israël? Hoe noemt hij ze?  Wat zet David daar tegenover? Hoe noemt hij het leger van Israël?
  2. Is de boodschap van het verhaal 'Als je maar vertrouwt, dan kun je het?
  3. Wat is de moraal van het verhaal? Moeten gelovigen net zo moedig, slim en behendig zijn als David? Of gaat het om wat anders?

(Als je er niet uit komt, kijk dan onderaan op deze pagina)

Aantekeningen
Elders (2 Sam 21:19) in het OT komt de overwinning op Goliat nog een keer voor, alleen dan niet met David maar met ene Elchanan in de hoofdrol.
In 1 Kron 20: 5 doodde Elchanan de broer van Goliat (Lachmi).
In het apokriefe of deuterocanonieke Sirach wordt ook aan deze geschiedenis herinnerd

In de Griekse cultuur is er het verhaal van de jonge Nestor die de reus Ereuthalion verslaat (in de Ilias van Homerus)

Antwoorden op de gespreksvragen

  1. We denken misschien dat Goliath spot met God. Dat doet hij niet. Goliat spot met de mannen van Israël en maakt ze uit voor ‘slaven van Saul’. (vers 8) Het is echter David die God ter sprake brengt, en wel in verband met het volk. Hij ziet de Israelieten niet als het slavenvolk van Saul, maar noemt het ‘de gelederen of slagorden van de levende God’. (vers 26, 36, 45)
  2. Het verhaal lijkt te zeggen ‘Als je maar vertrouwt, dan kan je het’. Maar dat is niet realistisch. In werkelijkheid leert het verhaal ons ‘Als je maar vertrouwt op God, dan kun je strijden.’ Niet per se winnen, maar wel het gevecht met je moeilijkheden aangaan, je kruis dragen.
  3. We denken dat de moraal van het verhaal is: ‘Wees als David’. Maar wie is er zo dapper, sterk, slim en vol vertrouwen? Niemand. De boodschap van het verhaal is een andere: ‘Hoera voor David’ die voor zijn volk de overwinning behaalde. Hoera voor die verre zoon van David (Jezus) die voor ons de overwinning op de machten van zonde, schuld en dood behaalde.


-----
1 Fokkelman, Vertelkunst p 30 - 35

terug

Afkortingen

Bijbelboeken > Register kolom 2
adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
DL = Dordtse Leerregels
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HTB = Het Boek
HSV = Herziene  Staten Vertaling
Lat = Latijn
LXX = Septuaginta (Griekse Vertaling vh OT; 250 - 50 vC)
LV14 = Leidse Vertaling 1914
NA - Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PKN = Protestantse Kerk Nederland
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
vC =  voor Christus