Georg W. F. Hegel
Afb 40, geschilderd door Jakob Schlesinger (1831)
Alte Nationalgalerie Berlin, public domain (Wikimedia Commons)
Leven
Hegel is geboren 27 augustus 1770 in Stuttgart. Na het gymnasium gaat hij 1788 naar Tübingen om aan het Stift theologie te studeren. Hij raakt bevriend met Hölderlin en Schelling. Als een jaar later de Franse Revolutie uitbreekt, reageren zij daar erg enthousiast op. Alle drie gaan ze zich meer met filosofie bezig houden, Hegel ihb met Rousseau. Omdat hij zo ernstig overkomt krijgt hij als bijnaam ‘de oude man’.
In 1793 verruilt Hegel het benauwde Tübingen voor een baan als Hofmeister (huisleraar) in Bern. Nu heeft hij de ruimte om zich als een verlichtingsdenker te mengen in de discussies over politiek, filosofie, recht, bestuur, samenleving. 1797 wordt hij huisleraar in Frankfurt. Als hij een erfenis krijgt na het overlijden van zijn vader 1799 is hij financieel onafhankelijk. Hij gaat 1800 naar Jena, is daar enkele jaren Privatdozent (lector) aan de universiteit en vanaf 1805 is hij hoogleraar. Hier rondt hij zijn meest invloedrijke werk af: de Phänomenologie des Geistes.
Veel indruk maakt Napoleon als deze 13 oktober 1806 Jena inneemt ‘Ik zag de keizer – deze wereldziel – voor een inspectie door de stad rijden; het is inderdaad een wonderlijke gewaarwording om een dergelijk individu te zien, dat hier […] zittend op een paard, de wereld omvat en beheerst.’ schrijft Hegel in een brief.
Vanwege de oorlog vertrekt hij naar Bamberg waar hij enige tijd als redacteur bij de krant werkt. Daarna is hij rector van het gymnasium in Neurenberg.
In 1811 trouwt hij met de veel jongere Marie Helena Susanne von Tücher (1791 - 1855) Ze kregen twee zonen. In deze jaren verschijnen de drie delen van Wissenschaft der Logik.
Vanaf 1816 is hij weer hoogleraar, eerst aan de universiteit van Heidelberg, vanaf 1818 die van Berlijn. 14 november 1831 overlijdt Hegel aan cholera.
Door heel zijn werk heen draait het om de vraag hoe er persoonlijke vrijheid kan zijn. Wanneer moet het algemeen belang en dat van een ander het zwaarste wegen? Vragen die door de Franse revolutie en Napoleon om een nieuw antwoord vroegen.
Geest
Hegel leerde dat door de tegenstellingen, strijd en revoluties van de geschiedenis ‘de Geest’ zichzelf realiseert. Zo zag hij bv de Franse revolutie van 1789 - 1799 als een strijd van de macht en vrijheid tegen machteloosheid en onvrijheid. Deze abstracte ideeën werden concreet belichaamd door enerzijds de absolute vorst koning Lodewijk XVI, de adel en de geestelijkheid die de voorrechten hadden. Daartegenover was er de roep om vrijheid, gelijkheid en broederschap bij de derde stand, de burgers. Hun verzet brengt hen aan de macht, maar hun bestuur ontaardt in een nieuwe dictatuur: de terreur (1793 - 1794) van de Jakobijnen olv Robespierre. Maw er is nog steeds sprake van verdrukking, de rollen zijn alleen maar omgekeerd. Het ging van het ene uiterste in het andere.
Deze tegenstelling wordt min of meer overwonnen door het werk van Napoleon die leiding geeft aan een nieuwe staatsvorm (de republiek), nieuwe wetten instelt en de privileges van adel en geestelijkheid inperkt tegen gunste van de macht, vrijheid en rechten van de burgers. Dat Napoleon zichzelf tot keizer kroonde, Europa zou veroveren en maar weinig verschilde van de absolute vorsten van voor 1789 deed niets af aan Hegels bewondering voor hem.
Tegenstellingen
Het gaat dus om tegenstellingen. Abstract gezegd: zodra er iets is, roept dat iets meteen het tegenovergestelde op. Een mens wil bv vrijheid. Maar met dat hij die vrijheid neemt, oefent hij onvermijdelijk druk en dwang uit op anderen. Er is dus een tegenstelling vrijheid <> dwang, er is these en antithese1. Vooruitgang komt er als these en antithese worden opgeheven op een hoger niveau: de synthese. Voor vrijheid <> dwang zou dat goede wetgeving en verantwoordelijk gedrag kunnen zijn.
Vooruitgang?
Elke synthese is op zijn beurt weer uitgangspunt voor een volgende these + antithese waaruit dan weer een nieuwe synthese voortkomt. Enzovoorts. Vooruitgang bij Hegel is niet een rechtlijnige beweging omhoog, maar een spiraalvormige, als een wenteltrap. De geschiedenis bestaat volgens Hegel uit vier perioden: eerst is er de Oosterse wereld, waar slechts één persoon de vrijheid heeft: de despoot. Dan komt de Griekse periode waarin de vrijheid over een kleine groep burgers is verdeeld. Daarop volgt de Romeinse cultuur met de nadruk op recht en bestuur ten koste van de individuele vrijheid. De vierde periode is de Germaanse wereld waarin vrijheid en rechtsstaat in evenwicht zijn.
Dialectiek
Hegel noemt dit proces van heen en weer dialectiek. Hij ziet deze beweging overal in de geschiedenis aan het werk: in het denken, de politiek, het recht, de wetenschap, de godsdienst, kunst enz. Al die terreinen zijn volgens hem uitdrukking van ‘Geest’, die de motor van de geschiedenis is2.
Geest
Als de Geest de motor van de geschiedenis is, zoals Hegel beweert, dan zijn these <> antithese en synthese momenten in het leven van de Geest. Er is de subjectieve Geest bv wat een enkel mens aan kennis heeft. Daartegenover is er de objectieve Geest bv de wetenschap die een cultuur verzameld heeft in boeken, musea, universiteiten en dagelijks uitbreidt door onderzoek. Ooit, op het eind van het proces, is er de ultieme synthese in de absolute Geest: de mensheid die doordrenkt is van kennis, waarheid, wijsheid. Dan is de Geest tot zichzelf gekomen (verzoend).
Vervreemding en verzoening
Wanneer een mens iets wil leren, moet hij het ahw voor zich stellen, er afstand van nemen. Hij moet het onderzoeken als iets dat hem vreemd is, als iets dat hij niet kent of is. Hegel noemt deze negatie Entäusserung of Entfremdung (vervreemding). Dat is soms moeilijke en pijnlijke stap, maar niet negatief3 want noodzakelijk om het na kortere of langere tijd beter te begrijpen en het je weer eigen te maken. Dan is de aanvankelijke negatie ongedaan gemaakt, oftewel de negatie van de negatie. Deze stap heet bij Hegel Versöhnung (Verzoening). Dan ben je een ervaring rijker.
Hegel beweert dat dat ook voor God zo is: Door mens en wereld te scheppen is er iets buiten God, iets dat niet-God is (these <> antithese). In de loop van de eeuwen wil God zich met zijn schepping verzoenen. Dat gebeurt door dood (uiterste zelfontlediging van God) en opstanding van Christus. Eens zal de wereld vol zijn van God.
Aufheben (3x)
These (1) en antithese (2) heffen elkaar op (als in opheffingsuitverkoop): doven elkaar uit, de tegenstelling is opgelost, verdwenen.
Dit opheffen is ook een omhoog heffen (als in heftruck) naar het hogere niveau van de synthese (3). Op dat hogere niveau is de oude tegenstelling bewaard gebleven.
In de Duitse taal is er één woord met de drie betekenissen opheffen, omhoog heffen en bewaren: Aufheben. In het Nederlands is dat er niet. We gebruiken daarom opheffen, omhoog heffen en bewaren. Dat heeft als voordeel dat direct duidelijk is welke betekenis van Aufheben we bedoelen4 maar het verband met Aufheben en de dialectiek van these <> antithese en synthese klinkt daar helaas niet meer in door. Meer uitleg en voorbeelden vind je hier.
Invloed in de theologie
De dialectiek van Hegel vinden we terug bij FC Baur (1792 - 1860). Deze beweerde dat tegenover de wetsgetrouwe kerk van christenen uit het Joodse volk (Petrus) de vrije kerk van christenen met een heidense afkomst (Paulus) staat. De synthese zou de vroeg-katholieke kerk van de tweede eeuw zijn. DF Strauss (1808-1874) in Duitsland en de zgn Hollands-Radikale School in ons land (oa G.A. van den Bergh van Eysinga) gingen in dit spoor verder.
Christelijk?
God is voor Hegel het absolute. Daarom bestaat Hij echt want iets kan alleen maar absoluut zijn als het ook echt bestaat (zo varieert Hegel het Godsbewijs van Anselmus).
Het christelijk geloof heeft ook weet van geschiedenis, vervreemding, verzoening en van uiteindelijk een goede afloop. Hegels filosofie laat zich met deze dingen verbinden. W.M. Dekker (De relationaliteit van God, oa p 366) doet op klassiek platoonse manier: de absolute God zet zichzelf door; zo ook R. Benjamins (Boven is onder ons, p 65 - 91) die het daarnaast ook voor mogelijk houdt dat de mens zich deze God verbeeldt. (p. 85 noot 25). In dat geval is Gods bestaan afhankelijk van onze erkenning.
Een verbinding van Hegel met de procestheologie ligt ook voor de hand.
De grootste criticus van Hegel is Kierkegaard geweest.
Beoordeling
Voor mij kleven aan Hegels godsdienstige inzichten dezelfde bezwaren als aan het Godsbewijs van Anselmus (wat is dat waard als het zonder Jezus wordt opgetrokken?).
Hegel's visie op de geschiedenis wijkt te veel af van de heilsgeschiedenis die de Bijbel vertelt. De grote daden van God (uittocht uit Egypte, richters, koningen, de ballingschap, de terugkeer) zijn veel meer eenmalige verrassende uitreddingen dan dat ze stapjes in een logisch proces van vooruitgang zijn.
In de wereldgeschiedenis van de Geest en de staatsleer van Hegel is maar weinig ruimte voor het individu. Ze gaan ten onder in de ontwikkelingen. Voor het christelijk geloof is het individu belangrijker.
De ideale situatie van ‘God alles in allen’ komt niet dan na het einde der tijden, waarin hemel en aarde ondergaan. De herschepping van hemel en aarde is niet de synthese van de voorafgegane geschiedenis: aan wat gebeurd is zal niet meer worden gedacht en alle tranen zullen worden afgewist.
-----
1 Door Hegel niet zo genoemd. Het meest beschrijft hij zijn dialectisch denken met de termen "abstract, negatie, concreet". De woorden these, antithese, synthese hanteert hij enkel in een bespreking van de filosofie van Kant. Vooral diens opvolger, neo-Kantiaan Johann Gottlieb Fichte populariseerde het dialectisch schema. Citaat Wikisage
2 Op dit punt zouden Feuerbach en Marx later Hegel kritiseren: volgens hen is het juist omgekeerd: al het geestelijke (denken, politiek, recht, wetenschap, godsdienst, kunst) komt uit mensen voort: het is wensdenken, projectie (Feuerbach) bepaald door de materiële omstandigheden van hun tijd (Marx).
3 Zie ook hier.
4 Helaas hebben we in het Nederlands geen woord voor bewaren waarin iets van heffen zit.
terug
Afkortingen
van de Bijbelboeken > Register (kolom 1) adhv = aan de hand van Afb = Afbeelding aw = aangehaald werk BGT = Bijbel in Gewone Taal BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT) bv = bij voorbeeld CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk cq = casu quo (bv ik doe kaas cq ham op mijn brood = ik doe kaas op mijn brood of anders ham) DL = Dordtse Leerregels dwz = dat wil zeggen eva = en vele anderen FB = FaceBook GNB - Groot Nieuws Bijbel GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland) Gr = Grieks HCat = Heidelbergse Catechismus Hebr = Hebreeuws HKB = Historich Kritische Benadering (of Bijbelonderzoek) HSV = Herziene Staten Vertaling HTB = Het Boek ID = Intelligent Design itt = in tegenstelling tot Lat = Latijn LuV = Lutherse Vertaling LV14 = Leidse Vertaling 1914 LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC) M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1) NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT) NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004) NBG = Nederlands Bijbel Genootschap NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951) NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004) NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021) nC = na Christus NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis NT = Nieuwe of tweede Testament OT = Oude of eerste Testament p = pagina of pagina's PKN = Protestantse Kerk Nederland PM = Post Modernisme Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84) Q = Quelle, bron van uitspraken van Jezus resp = respectievelijk (bv A en B reden in resp een Golf en een Astra = A reed in een Golf, B in een Astra) RKK = Rooms Katholieke Kerk SV = Staten Vertaling TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim v = volgende vers (bv Ps 1: 1v = Ps 1: 1 - 2) vC = voor Christus vd = van de vv = volgende verzen (bv Ps 1: 1vv = Ps 1: 1 - 3) WV = Willibrord Vertaling X = Chiasme (kruisstelling) > = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2) // = synoniem parallellisme <> = tegenstelling, ook: antithetisch parallellisme |