3 Strofe


Het woordje strofe is uit het Grieks afkomstig en betekent ommekeer, wending. Het blijkt heel geschikt te zijn om de verzen in de Hebreeuwse dichtkunst aan te duiden waar we veel wisselingen tegenkomen: verandering van genre, stof, stemming, grammaticale persoon enz.
De strofe of vers heeft een relatieve zelfstandigheid:  
  1. ze staat op zichzelf als een min of meer zelfstandig, samenhangend geheel
  2. ze steekt af tov andere strofen
1 De samenhang van een enkele strofe komt tot stand doordat de strofe
  • één syntactisch verband is, bv Ps 18: 5v
    5a Banden des doods hadden mij omvangen
    5b en stromen van verderf hadden mij overvallen,
    6a banden van het dodenrijk hadden mij omgeven,
    6b
    valstrikken van de dood lagen op mijn weg. (NBG51)

    De halfverzen, de dichtregels en de strofe maken duidelijk dat David geen kant op kan.

    Dit verband kan de dichter ook aanbrengen mbv een samengestelde, verlengde zin, zo bv Ps 1: 1v

     1a Gelukkig de mens
    1b die niet meegaat met wie kwaad doen,
    1c die de weg van zondaars niet betreedt,
    1d bij spotters niet aan tafel zit,
    2a maar vreugde vindt in de wet van de HEER
    2b en zich verdiept in zijn wet, dag en nacht.
    (NBV21)
     
  • één gedachte (een abstracte waarheid) tot uitdrukking brengt,
    bv de woorden van Elifaz over een alles en iedereen wantrouwende God:
    17a “Kan een sterveling rechtvaardig zijn voor God,
    17b kan een mens smetteloos zijn voor zijn schepper?”
    18a Zelfs in zijn dienaren stelt God geen vertrouwen,
    18b ook bij zijn engelen bespeurt Hij nog gebreken
    . (Job 4, NBV21)
     
  • van haar cola een duidelijke reeks maakt, bv Ps 13 4x hoe lang nog
    2a Hoe lang nog, HEER, zult U mij vergeten,
    2b hoe lang nog verbergt U voor mij uw gelaat?
    3aHoe lang nog wordt mijn ziel gekweld door zorgen
    3b en mijn hart door verdriet overstelpt, dag aan dag?
    3c Hoe lang nog houdt mijn vijand de overhand?
    (NBV21)
     
  • een ingebedde rede is bv Ps 132: 3 - 5 waar David zegt:
     3a Ik zal mijn tent niet binnengaan
    3b
    noch mij te ruste leggen op mijn bed,
    4a mijn ogen niet overgeven aan de slaap
    4b
    noch aan een lichte sluimering,
    5a voordat ik een plaats vind voor de HEER,
    5b
    een woning voor de Machtige van Jakob 
    (NBV21)
     
  • een metafoor of simile (vergelijking) bevat bv de arend in Deut 32: 11v
     11a Zoals een arend zijn nest beschermt
    11b en boven zijn jongen zweeft,
    11c zo spreidde de HEER zijn vleugels uit
    11d
    en droeg zijn volk op zijn wieken.
    12a De HEER alleen leidde hen,
    12b
    geen andere god stond Hem bij.
    (NBV21)
     
  • zichzelf afbakent dmv een inclusio (omlijsting), bv de smaad en schaamte in Ps 69: 8 - 10
    8a Om U moet ik smaad verduren
    8b en bedekt het schaamrood mijn gezicht.
    9a Ik ben voor mijn broers een vreemde geworden,
    9b een onbekende voor de zonen van mijn moeder.
    10a De hartstocht voor uw huis heeft mij verteerd,
    10b de smaad van wie U smaadt, is op mij neergekomen (NBV21)
2 De strofen steken tegen elkaar af.
Elke strofe is in meer of mindere mate verschillend van de voorafgaande en volgende strofen. De dichter brengt de wending aan door:
  • een opvallend bijwoord, bv daarom
  • een aanspreekvorm, bv O Here
  • een gebiedende wijs, bv red mij
  • overgang van enkelvoud naar meervoud of omgekeerd, of andere personen
  • verandering van tijd: verleden, tegenwoordige, toekomende tijd.
  • verandering van bericht naar beschrijving, van wensen naar bevelen
  • overgang van werkwoordelijke taal (handelingen) naar naamwoordelijke taal (beschrijft eigenschappen)
  • verandering van inhoud
  • verandering van toon
  • overgang naar een ander genre
Fokkelman illustreert dit aan de hand van Jes 1: 2 - 20 (p. 123 - 130) en Ps 88 (p. 131 - 138). Het voert te ver dit hier allemaal te herhalen. De voorbeelden maken duidelijk dat een zorgvuldige lezing van de strofen in hun zelfstandigheid en in hun onderling verband belangrijk is. Een strofe is niet goed begrepen als ze enkel in haar eigenheid is verstaan, ze krijgt van de omringende strofen ook betekenis. (En omgekeerd geeft elke strofe betekenis aan de andere). Wij hopen dit zelf ook te laten zien bij de bespreking van de Psalmen en andere dichtkunst van de Bijbel.
 

(Dit is een samenvatting van Fokkelman, Dichtkunst, p. 110 - 138)



 
terug

Afkortingen


van de Bijbelboeken > Register (kolom 1)

adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
bv = bij voorbeeld
CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk
DL = Dordtse Leerregels
dwz = dat wil zeggen
eva = en vele anderen
GNB - Groot Nieuws Bijbel
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HSV = Herziene  Staten Vertaling
HTB = Het Boek
ID = Intelligent Design
itt = in tegenstelling tot
Lat = Latijn
LuV = Lutherse Vertaling
LV14 = Leidse Vertaling 1914
LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC)
M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1)
NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
p. = pagina of pagina's 
PKN = Protestantse Kerk Nederland
PM = Post Modernisme
Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84)
Q = Quelle, bron van uitspraken van Jezus
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
v = volgende vers (bv Ps 1: 1v = Ps 1: 1 - 2)
vC =  voor Christus
vd = van de
vv = volgende verzen (bv Ps 1: 1vv = Ps 1: 1 - 3)

WV = Willibrord Vertaling
X = Chiasme (kruisstelling)
> = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2)
// = synoniem parallellisme
<> = antithetisch parallellisme

 

 

×