Okke Jager


Okke Jager (1928 - 1992)1 heeft zich als hoogleraar voor de Evangelistiek meer dan eens bezig gehouden met de vraag hoe het evangelie cq het christelijk geloof zo ter sprake kan worden gebracht, dat het de mensen van nu aanspreekt. De theorievorming over dat thema vinden we oa in

  • Geloven wordt onwennig. Naar een tweede primitiviteit? (1987)
  • De verbeelding aan het woord - pleidooi voor een dichterlijker en zakelijker spreken over God (1988)

Wat zijn visie in de praktijk oplevert voor de communicatie van het evangelie vinden we oa in zijn dagboeken

  • Opklaring. Bijbellezen met verbeeldingskracht (1980)
  • Verademing. Bijbels dagboek nieuwe stijl (1986)
    en in
  • Oude beelden spreken een nieuwe taal. Geloven na de geloofscrisis (1990)

In zijn opvattingen over taal, uitleg en begrip spelen begrippen als het onvoorstelbare, het mogelijke een grote rol. Daarmee duidt hij die dingen aan die in de dagelijkse, materialistische werkelijkheid niet opvallen of verdrongen worden, maar er wel zijn en die te denken geven omdat ze laten zien dat het ook anders kan. Ze wekken hoop op een betere, vrijere wereld. Zo staan Jager's opvattingen volop in dienst van zijn optimistische visie op de geschiedenis waarin mensen door God geïnspireerd worden om de komst van het Koninkrijk te bevorderen. Jager meent zelfs dat de dood overwonnen wordt en het eeuwig leven binnen handbereik ligt.

Hier volgt een samenvatting van zijn boek ‘De verbeelding aan het woord’ dat wat toegankelijker is dan zijn ‘Geloven wordt onwennig’.

Verbeelding
De titel van het boek herinnert aan ‘De verbeelding aan de macht’, een van de leuzen tijdens het studentenprotest in Parijs, 1968.2 Maar die overeenkomst lijkt toevallig. In zijn boek hint Jager niet op deze dingen. Met verbeelding is uiteraard niet bedoeld 'trots, ijdelheid en naast je schoenen lopen', maar het creatieve proces van woorden, beelden, gelijkenissen enz bedenken om het onvoorstelbare (God, toekomstvisioen) dat je raakt tot uitdrukking te brengen.3

(1) Jager begint met drie impasses te noemen:

  1. onverstaanbaarheid. In de werkelijkheid wordt er van God door velen zo goed als niets meer ervaren, of het moest zoiets zijn als zijn afwezigheid. (12)
  2. onverschilligheid. De huidige verdraagzaamheid is eerder geboren uit onverschilligheid dan uit overtuiging. (15)
  3. onvoorstelbaarheid. God verliest zijn gezicht. Hij wordt volstrekt onvoorstelbaar, omdat niets in de ervaring en zelfs niets in de taal nog naar Hem kan verwijzen. (18) Deze derde is de oorzaak van de eerste twee impasses. Omdat we ons niets meer bij God kunnen voorstellen, kunnen we Hem niet meer ter sprake brengen (impasse 1) zodat Hij op den duur elke relevantie verliest (impasse 2).

(2) Daarop volgt het hoofdstuk ‘Wegwijzer naar een uitweg’. Als de kern van de impasse de onvoorstelbaarheid is, dan zou een uitweg gelegen kunnen zijn in het verbeelden van geloof. Mensen zwichten niet voor een betoog, maar raken in de ban van een verhaal. (24) Jager vat verbeelding op als de menselijke mogelijkheid om in beeld en gelijkenis te beschrijven wat zich aan voorstelling en begrip onttrekt.(26) Geloof is verbeelding ...omdat het een relatie is met een werkelijkheid die zich onttrekt aan de onmiddellijke, vanzelfsprekende ervaring.(28) En als ...Gods verhaal het proces van onze verbeelding gaande maakt...is dat openbaring.(29)

Wij vinden God niet in de alledaagse wereld. Hij is niet aanwezig in de gewone zin van het woord. Zijn afwezigheid is eigen (inherent, p 34) aan het geloof. Hij spreekt vanuit een andere dimensie van de werkelijkheid ons aan. Daarom zijn wij aangewezen op verbeelding (35). Die verbeelding is als het goed is geen infantiele projectie (dogmatisme) maar een worsteling met de werkelijkheid om deze te ontsluiten op haar ware betekenissen (39). Je zou het ook interpretatie kunnen noemen (38). Die interpretatie is uiteraard gebonden aan de mensen en de taal, woorden en denkvormen van hun tijd (culturele context).

Verbeelding is dat wat mensen tot mensen maakt. De openbaring sluit aan op de verbeelding, niet op de rede, de zintuiglijke waarneming, het gevoel, het geweten/de wil of de ervaring. Want dan gaat de rede, de ervaring enz de openbaring beperken tot wat de rede, de ervaring enz bevatten kan. De werkelijke landingsplaats voor de openbaring is de verbeelding want daarin blijft het besef dat wat zij ervaart als openbaring boven die ervaring uitgaat. Zij snijdt de openbaring niet op maat, maar doet recht aan de afstand tussen openbaring en ervaring. (45) Geloof is dan ook de menselijke voorstelling van het onvoorstelbare (46).

(3) Het derde hoofdstuk ‘begripsverheldering en positiekeuze’ zet in met de toegenomen aandacht in de kerk voor Bibliodrama, kunst, symbolen enz. De golf van holisme, fantasie en verhalen die door de cultuur gaat, laat zich ook in de kerk gelden. Vervolgens bespreekt Jager de uiteenlopende opvattingen over wat een verhaal, een metafoor, een symbool is en probeert dan zijn eigen positie te bepalen. Hij wil geloofservaring en verbeelding beide serieus nemen en honoreren:

  • de geloofservaring dat Gods werkelijkheid de menselijke verbeelding aanspreekt
  • de verbeelding waarin het menselijk subject tot zijn recht komt.

Volgens Jager kan dat het beste met de hermeneutiek (theorie van uitleg en begrip) die het midden houdt tussen existentiefilosofie en kritische theorie, en zich verre houdt van taalanalytische filosofie en structuralisme. (79) Jager wijst op de Franse filosoof Ricoeur.


(4) Het volgende hoofdstuk gaat in op bezwaren tegen geloof als verbeelding.
Jager noemt eerst vier ongegronde bezwaren (81 - 105)

  • het zou slechts om esthetisch mooie vormen zonder inhoud gaan, 
  • of om beeldendienst, alsof er niets in de werkelijkheid naar God verwijst, 
  • of om creatieve fantasie (zonder opgeroepen te zijn door iets in de werkelijkheid)
  • de nadruk op de verbeelding gaat ten koste van de waarheid van het geloof. Maar verbeelding is nog geen waan, fictie is wat anders dan illusie (101). Het staat niet als het irreële tegenover het reële, maar als het mogelijke tegenover het alledaagse.

Daarna4 noemt Jager vier terechte bezwaren tegen verbeelding (109 - 141) die door de narratieve theologie zijn serieus te nemen:

  • verlies van werkelijkheid, bv als we symbolen voor de werkelijkheid zelf aanzien ipv als verwijzingen naar de werkelijkheid, of wanneer geloofstaal het geloof vervangt. Maar: juist in het dichterljke ligt de verwijzing naar de werkelijkheid van God, die niet in de woorden opgaat.
  • verlies van persoonlijkheid, nl als het subject ondergaat in het verhaal dat zichzelf vertelt. Maar geloven is nooit het credo, maar ik geloof. Het subject doet mee: de brieven van Paulus zijn als de zijne herkenbaar omdat ze persoonlijk zijn.
  • verlies van redelijkheid dreigt als verbeelding wordt uitgesloten want abstracte begrippen, wetenschappelijke ontdekkingen ontstaan uit verbeelding. In de theologie - denken over het onvoorstelbare - is verbeelding onmisbaar. Dat moet uitgewerkt worden in een theorie die het begripsmatige denken relativeert en het verbeelden honoreert.
  • verlies van zakelijkheid (in de zin van bij de zaak, het object betrokken blijven) nl als het alleen nog gaat over hoe iets werkt en wat het oplevert. Goed over God spreken echter gaat én over nut van het geloof (relevantie) én over God. Het vraagt om een beeldend verhaal en een informerend bericht. Kortom: dichterlijker en zakelijker spreken.

In (5) het laatste hoofdstuk 'Dichterlijker zakelijkheid' legt hij uit, dat we niet alleen dichterlijk en niet alleen zakelijk over God moeten spreken, alsof die beide elkaar zouden uitsluiten. Die twee gaan volgens Jager samen en alleen op die manier zal het geloof weer voorstelbaar (impasse 3)worden en vervolgens ook beter te delen met anderen (impasse 1) en aan relevantie (impasse 2) winnen. Juist het computertijdperk5 vraagt om de combinatie van die twee omdat de automatisering anders de menselijkheid van de mens bedreigt (anoniemer, zakelijker, strikt verstandelijk) en de band met het gevoel en ervaring verbreekt. De mens dreigt gereduceerd te worden tot een informatieverwerkend systeem als de computer. Maar het is onjuist om de computertechniek als vijand te zien (zoals ooit ten onrechte en tevergeefs Copernicus en Darwin bestreden werden), integendeel de automatisering biedt onverwachte kansen (minder massaproductie, meer arbeidsvreugde, 155) en de technische computertaal levert nieuwe symbolen en woorden op die ook een dichterlijke betekenis hebben.

Omgekeerd kan een zakelijke taal de dingen weer laten zien zoals ze echt in zichzelf zijn. Dwz niet als aantrekkelijk of nuttig ding-om-te-hebben. En ook niet als teken voor iets anders alsof de dingen een facade zijn voor de eigenlijke, geestelijke of eeuwige wereld achter of boven de onze. Deze verdubbeling of vergoddelijking van de dingen acht Jager een vorm van heidendom dat altijd weer zijn aantrekkingskracht uitoefent op ons mensen, omdat we van de wereld verlost willen worden (169). De dingen verwijzen niet naar een hogere werkelijkheid, zij hebben hun waarde in zichzelf. En eerst dan is er toch sprake van een indirecte verwijzing: 'Juist als gewoon water verwijst het water naar God: een God die de dingen in hun natuurlijke staat hun gang laat gaan en zich er niet in laat vangen...Hij is niet-gewoon-aanwezig om het gewone gewoon te laten zijn. Het is deze ene waarheid, die tegelijk om dichterlijkheid en om zakelijkheid vraagt. Zakelijk over God spreken is verwijzen naar een God, die er de voorkeur aan geeft dat wij niet voortdurend over God spreken'.(170)

Twee voorbeeld van hoe Jager deze theorie concreet toepast;
1) Uit 'Opklaring'.
In de drie overwegingen over 'niet van brood alleen zal de mens leven' (Mat 4: 4)6 wijst Jager de vergeestelijkende7 uitleg - de mens heeft ook geestelijke behoeftes - af. Met deze uitspraak bedoelt Jezus 'niet van brood-op-zichzelf leeft de mens'. 'Brood-alleen: dat is de buit waarmee de mens wegloopt als een dier' (108) Brood is er om te delen met allen, zoals Jezus dat later (Mat ) doet als hij de duizenden spijzigt. Hij doet het ons voor en zo laat Hij ons een nieuw begin maken met een wereld waarin alle mensen goed hun brood hebben. Daarom hebben we Jezus nodig en in die zin is hij het wáre brood. Niet om de wereld te ontvluchten en onze verantwoordelijkheid voor elkaar te ontlopen, juist niet! - maar om die waar te maken door ons brood te delen.

2) Uit 'Oude Beelden spreken een nieuwe taal'
In dit boek legt Jager de 12 artikelen van het geloof uit. Over God de Vader, de Almachtige8 schrijft hij dat de Almachtige een verstard beeld voor God is: de God die alles beschikt zodat alles wat gebeurt zijn wil is. Uit reactie is daarop het beeld van de lijdende, machteloze liefdevolle God ontwikkeld. Maar een God die een en al tranen is, zal die onze tranen nog wel drogen? Uit reactie daarop is dan weer het beeld van God als de verborgene, een mysterie opgekomen. Elk van deze drie godsbeelden werd wel onderbouwd met een bepaalde uitleg van tekst uit Jes 55: 8v 'Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen, luidt het woord des Heren. 9 Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten (NBG51). Maar volgens Jager is die uitleg fout. Want Jesaje spreekt tot zijn volksgenoten die menen dat ze wel altijd in Babel zullen blijven. Hij preekt tegen de moedeloosheid. Hij wil hoop bieden. Zijn beeld is dat van een strijdende God die een einde van de ballingschap voor zijn volk wil en zijn volk oproept door de woestijn terug naar het land van belofte te gaan. Deze God is ook vol hoop: Hij rekent erop dat zijn Woord onweerstaanbaar is (43). Dat is zijn almacht. Hij wil nog liever zelf lijden, dan dat zijn volk er aan onder door gaat. Dat is zijn lijden. Alles komt niet bij Hem vandaan, maar wel bij Hem terecht...(43) Dat is zijn mysterie.


-----
1 Een bespreking van zijn theologie geeft Frits de Lange hier.
Dat is trouwens ook de titel van een boek (1999) over het kabinet den Uyl (1973 -1977)
3 Niet om het onvoorstelbare alsnog in woorden te vatten, dat kan immers niet met iets dat onvoorstelbaar is: daar zijn geen woorden voor.
Wat wel kan: in woorden het onvoorstelbare doen vermoeden. Taal biedt daar in de vorm van paradoxen, gelijkenissen, verhalen de mogelijkheden voor.
4 Daartussen signaleert Jager ook enkele onjuistheden en onnadenkendheden (105 -109)
Toen 1988 Jager dit boek schreef was de opmars van PC en internet nog maar net begonnen, vanaf midden jaren 90 email en smartphone steeds populairder bij het grote publiek.
6 Opklaring, 106 - 108
7 Dat is dé ketterij die het christendom vanaf zijn oorsprong dodelijk bedreigt: de gnostische versmalling van het geloof tot een bestaansverheldering, die de wereld laat voor wat ze is. Eigenlijk is het dát, waartoe de duivel  ook Jezus wil overhalen: de wereld laten voor wat ze is.( 109)
8 Oude Beelden spreken een nieuwe taal, 33 - 44

terug

Afkortingen


van de Bijbelboeken > Register (kolom 1)

adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
bv = bij voorbeeld
CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk
DL = Dordtse Leerregels
dwz = dat wil zeggen
eva = en vele anderen
GNB - Groot Nieuws Bijbel
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HSV = Herziene  Staten Vertaling
HTB = Het Boek
ID = Intelligent Design
itt = in tegenstelling tot
Lat = Latijn
LuV = Lutherse Vertaling
LV14 = Leidse Vertaling 1914
LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC)
M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1)
NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PKN = Protestantse Kerk Nederland
PM = Post Modernisme
Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84)
Q = Quelle, bron van uitspraken van Jezus
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
v = volgende vers (bv Ps 1: 1v = Ps 1: 1 - 2)
vC =  voor Christus
vd = van de
vv = volgende verzen (bv Ps 1: 1vv = Ps 1: 1 - 3)

WV = Willibrord Vertaling
X = Chiasme (kruisstelling)
> = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2)
// = synoniem parallellisme
<> = antitthetisch parallellisme

 

 

×