Mc 1: 1 - 8


Mc 1: 1
1 Het begin van het evangelie van Jezus Christus, Zoon van God. (NBV21)

Evangelie heeft hier nog niet de betekenis die het later zou krijgen: een boekje over Jezus met zijn woorden, daden, lijden, sterven en opstaan. Evangelie betekent hier mondelinge boodschap, publieke bekendmaking van een heuglijk feit, nl 'evangelie van Jezus Christus, Zoon van God'. Meer over deze naam en titels hier.

Hoe moeten we dat 'van' opvatten? Als een zakelijke, historische mededeling 'dit is het evangelie dat Jezus verkondigde'? Dus niet over zichzelf, maar over iets anders, nl het Koninkrijk van God dat nabij gekomen is? (Mc 1: 14v). Dat past bij wat we in Mc 1 - 16 aantreffen: veel over het Koninkrijk Gods (14x) weinig van Jezus over zichzelf. Aan de andere kant: Jezus sprak beslist wel over zichzelf, vooral als de Zoon des Mensen, die een letterlijk cruciale rol speelt in de komst van het Koninkrijk. De titels die Jezus in het opschrift krijgt - Christus, Zoon van God - wijzen in dezelfde richting. Het is duidelijk: de evangelist wil voor zijn gelovige lezers uit de doeken doen hoe hun geloof aan Jezus Christus, Zoon van God begon.
Door hem zo te noemen zou het goed kunnen dat hij iemand is uit de kring van Paulus, die Jezus bij herhaling Christus en Zoon van God noemt. Er is ook een verschil: waar Paulus redeneert, is Marcus een verteller. Hij rijgt voorvallen, gesprekken, wonderen, gelijkenissen aan elkaar tot een boekje.1

Het woordje begin (Gr archè) betekent niet: 'hier beginnen met lezen'. Het geeft aan dat het hele boekje Mc 1 (doop) tot en met Mc 16 (Pasen) begin is. Als het goed is volgt er nog veel meer, maar dat is aan de lezer: neemt hij het evangelie serieus? Gaat hij geloven? Krijgt de Geest hem te pakken en is hij voortaan iemand die uitziet naar de komst Christus, hoopt op het aanbreken van het Koninkrijk van God, en dat verhaast waar dat mogelijk is. Of iemand die dat in de weg staat?

Mc 1: 2v
2 Er staat geschreven bij de profeet Jesaja:
     ‘Let op, Ik zend mijn bode voor Je uit,
     hij zal Je een weg banen.
     3 Een stem roept in de woestijn:
     “Maak de weg van de Heer gereed,
     maak recht zijn paden!”’ 
(NBV21)

Marcus begint met citaten en toespelingen uit het OT.
Allereerst uit Exodus 23: 20 waar de Heer tot Mozes / het volk zegt: Ik stuur een engel voor jullie uit (+ om je op je tocht te beschermen en je naar de plaats te brengen die Ik voor jullie bestemd heb - NBV21).
Deze woorden zou de evangelist ook in Maleachi gevonden kunnen hebben. Daar zegt de profeet namens de Heer: 
Let op, Ik zal mijn bode zenden, die voor Mij de weg zal effenen. (+ Opeens zal Hij naar zijn tempel komen, de Heer naar wie jullie uitzien, de engel van het verbond naar wie jullie verlangen. Komen zal Hij – zegt de HEER van de hemelse machten - NBV21). Deze woorden Mozes en/of Maleachi zijn oorspronkelijk een belofte voor iets dat later in de toekomst zal gebeuren.
Dan uit Jes 40: 3 Hoor, een stem roept: ‘Baan voor de HEER een weg door de woestijneffen (+in de wildernis) een pad (+ voor onze God - NBV21). Dit is oorspronkelijk geen belofte, maar een opdracht aan de profeet Jesaja.
Belofte en opdracht zijn verbonden door het motief van 'een weg banen'.

Blijkens vers 5 slaan deze woorden op Johannes.  Hij is de beloofde bode, die stem met een opdracht. Maar hoe zijn bode en stem dan verbonden met motief van een weg banen? Dit: voor alles waarin mensen God en zijn geboden niet van harte naleven, maar Hem van zich afhouden is geen toekomst als Jezus Christus komt. Zij werpen ahw blokkades op. Daarom roept Johannes de mensen op tot bekering, zo is hij een wegbereider. En de mensen die dat doen en zich bekeren (hun blokkades afbreken, van hun dwaalwegen terugkomen) zijn dat op hun manier ook. De doop is het teken van klaar zijn voor het nieuwe begin dat Jezus mogelijk maakt: leven verbonden (verzoening) met God.


We maken hier kennis met een manier van Bijbelgebruik die de onze niet meer is. Wij vinden dat citaten zo precies mogelijk moeten worden aangehaald onder vermelding van schrijver en vindplaats. Zo niet Marcus. Hij schrijft alle twee of drie aanhalingen toe aan de profeet Jesaja. Zijn citeren uit Ex of Mal is niet heel precies.2 Zo schrijft Jes dat de weg in de woestijn aangelegd gaat worden; Mc maakt ervan dat er in de woestijn een stem klinkt. De bode die Mozes en Maleachi noemen is er om het volk Israël door de woestijn te helpen; bij Marcus gaat hij voor Je (Jezus) uit. Een ander verschil: wij willen met een citaat iets onderbouwen of bewijzen. In de Bijbel is het vooral Mattheüs die dat ook doet: de zgn vervullingscitaten. Maar Mc geeft niet aan wat hij wil bewijzen. De teksten dienen bij Marcus als een opwindende achtergrond voor het optreden van Johannes dat hij vanaf vers 4 vertelt. God maakt het profetenwoord waar! Zo is het gebeurd, lezen we in het volgende vers.

Mc 1: 4v
En zo is het gebeurd toen Johannes ging dopen in de woestijn en de mensen opriep tot inkeer te komen en zich te laten dopen, om vergeving van zonden te krijgen. 5 Alle inwoners van Judea en Jeruzalem stroomden toe en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, waarbij ze hun zonden beleden. (NBV21)

De Jordaan stroomt van het meer van Tiberias naar de Dode Zee. De woestijn ligt ten Oosten van de rivier. Mc laat in het midden waar precies de Doper zijn werk deed.3 Gezien vers 5 zal het niet ter hoogte van Galilea of Samaria zijn geweest, maar bij Judea, misschien bij een doorwaadbare plaats bij Jericho. Nadrukkelijk staat er 'in de woestijn'. Wie Johannes wilden horen moesten dus het beloofde land verlaten, de grens over, terug de woestijn in, en dan net als ooit het volk Israël olv Jozua door het water van de Jordaan (doop) om het beloofde land als voor het eerst te ontvangen. Wie dit ritueel onderging zei daarmee zoveel als: wat ik van mijn leven, wat wij in ons land van gemaakt hebben, daar deugt niets van. Vanwege de sociale nood (armoede, onrecht), bezetting (Romeinen), zonde en wetticisme lijkt het in de verste verte niet op wat het zou moeten zijn. We moeten helemaal van voren af aan opnieuw beginnen.
Kennelijk kunnen de offers en rituelen in de tempel en zelfs het feest van Grote Verzoendag de blokkades niet wegnemen! Er is een nieuw ritueel nodig en dat is de doop. Onderdompeling in water kwam wel voor in Israël (bv Lev 15: 13), vaker ging het om sprenkelen met water (Num 19). In beide gevallen ging het dan om reiniging van onreinheid, niet zozeer van zonde. De Essenen in Qumran namen dagelijkse reinigingsbaden voorafgaande aan de maaltijd.

De Jordaan wordt nadrukkelijk rivier genoemd. Dat wil zeggen geen stilstaand meer, maar stromend water. De rivier wast symbolisch het geestelijke vuil af en neemt het mee (hoe veelzeggend in dit verband naar de Dode Zee). Dopen in stilstaand water is ondenkbaar in de eerste vijf eeuwen van de kerkgeschiedenis (Luiks, Baptisterium, 143vv). Op plaatsen waar geen rivier is, nam men geen genoegen met een bad in stil staand water, maar probeerde dan door overgieting toch de symboliek van stromend water te benaderen.

De boodschap van Johannes slaat aan en alle (!) inwoners komen naar hem toe, belijden hun zonden en laten zich dopen. Of dat historisch is en echt iedereen zich liet dopen, valt te betwijfelen. Maar literair gezien, binnen het verhaal dat Mc vertelt is het wel zo dat iedereen zich liet dopen. Zo geeft de evangelist aan dat Johannes enorme indruk maakte, alle inwoners van die streek voelden dat Johannes gelijk had met zijn boeteprediking. 

Mc 1: 6 - 8
6 Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij leefde van sprinkhanen en wilde honing. 7 Hij verkondigde: ‘Na mij komt iemand die machtiger is dan ik; ik ben het zelfs niet waard om voor Hem te bukken en de riemen van zijn sandalen los te maken. 8 Ik heb jullie gedoopt met water, maar Hij zal jullie dopen met de heilige Geest.’

Het uiterlijk van Johannes past bij de bode en stem die hij is. Met zijn eenvoudige mantel en leren riem lijkt hij op de profeet Elia (2 Kon 1: 8) de beroemde profeet uit de tijd van koning Achab en Achazja (9e eeuw vC). In de messiaanse verwachting van Israël rekent men op zijn terugkeer voorafgaande aan de komst van de Messias (Mal 3: 23)4. Daar sluit de boodschap van Johannes goed bij aan.

  • Hij presenteert zichzelf als de voorloper van iemand machtiger dan hijzelf (daarmee is uiteraard Jezus bedoeld, zo blijkt uit het vervolg (Mc 1: 9 - 11).
  • Hij ziet zichzelf als onwaardig, zelfs de veters van diens schoenen losmaken is te veel eer voor hem
  • De doop die Johannes bedient is slechts met water, maar Jezus zal dopen met heilige Geest.
    Het bijzondere van dit derde punt is, dat we bij Mc lezen dat Johannes de bekeerlingen en Jezus met water doopt5.6, maar nergens dat Jezus met de Geest doopt. De evangelist wijst met deze woorden vooruit op wat er na de kruisiging gebeurde: Pasen en Pinksteren. De heilige Geest die naar vroegst-christelijke overtuiging door de opgestane Heer gezonden is (Hnd 1: 5; Hnd 2: 32; Joh 15: 26 Joh 16: 7, Joh 20: 22v), in wie Christus zelf present is (Paulus) en die de levens van mensen vernieuwt door geloof, hoop en liefde te wekken (bv Hnd 10 en 11)

Johannes' voedsel herinnert niet aan Elia: sprinkhanen en honing zijn allebei te vinden in de woestijn. Sprinkhanen zijn toegestaan om te eten: Lev 11: 20 - 23. Honing geldt in de Bijbel als een waardevolle lekkernij die je sterk maakt.
Pas vanaf Mc 6: 15 krijgt Johannes de enigszins merkwaardige bijnaam 'de Doper'. 

gespreksvragen:
* Wat vind je van de symboliek van stromend water? Komt dezelfde symboliek ook naar voren als de doop gebeurt met één of drie handjes water op het voorhoofd van de dopeling? 
* Weet je enkele verschillen tussen de doop van Johannes en de doop die Jezus heeft gebracht? (denk aan materiaal, voorwaarden, hoe vaak enz)
* Als Jezus bij het zendingsbevel (Mat 28) de opdracht geeft te dopen, bedoelt hij dan een doop met water of een doop met de heilige Geest? 

-----
1 De titel van het boekje 'evangelie' werd pas later de aanduiding van een heel nieuw genre, de evangeliën. Er zijn er vele meer dan de vier die wij nu uit de Bijbel kennen. Die andere zijn echter door de kerk nooit erkend en canoniek verklaard. Ze staan bekend als apocriefe evangeliën.
2 Ook niet als we het vergelijken met de Bijbel die hij gebruikte (de Septuaginta, het Griekse OT)
3 In Joh 1: 28 lezen we bij Betanië aan de overkant van de Jordaan. Welke plaats hij daarmee bedoeld is niet duidelijk. Het kan niet het Betanië op de Olijfberg bij Jeruzalem zijn geweest. In Joh 3: 23 horen we van dopen bij Enon ten Oosten van de grens Galilea.- Samaria.
Nog altijd zet de gelovige Jood als hij Pesach viert een extra beker wijn op tafel voor het geval Elia zou komen. Bij een besnijdenis laat men de deur open en zet men een stoel voor hem klaar.
Je zou haast kunnen zeggen dat ook Johannes met heilige Geest doopt, want als hij Jezus doopt daalt de heilige Geest als een duif op Jezus neer (Mc 1: 9v). Toch is dat niet juist: het is immers niet de Doper die Jezus de Geest verleent, maar de hemel die open scheurt.
Er is ook wel aan de proselieten-doop gedacht. Wanneer mensen uit andere volken overgingen-toetraden (Gr proselthein) tot het Joodse geloof dan moesten de mannen zich laten besnijden en een bad nemen. Maar het is onzeker of dit ritueel er al rond het begin van de jaartelling was. Bovendien is zelf een bad nemen wat anders dan je laten dopen.

terug

Afkortingen


van de Bijbelboeken > Register (kolom 1)

adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
aw = aangehaald werk
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
bv = bij voorbeeld
CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk
cq = casu quo (bv ik doe kaas cq ham op mijn brood = ik doe kaas op mijn brood of anders ham)
DL = Dordtse Leerregels
dwz = dat wil zeggen
eva = en vele anderen
FB = FaceBook
GNB - Groot Nieuws Bijbel
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HKB = Historich Kritische Benadering (of Bijbelonderzoek)
HSV = Herziene  Staten Vertaling
HTB = Het Boek
ID = Intelligent Design
itt = in tegenstelling tot
Lat = Latijn
LuV = Lutherse Vertaling
LV14 = Leidse Vertaling 1914
LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC)
M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1)
NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
P = Paulus of de brieven van Paulus
p = pagina of pagina's 
PKN = Protestantse Kerk Nederland
PM = Post Modernisme
P = Preek (bv Ps 84P = Preek over Psalm 84)
Q = Quelle, bron van uitspraken van Jezus
resp = respectievelijk (bv A en B reden in resp een Golf en een Astra = A reed in een Golf, B in een Astra)
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
v = volgende vers (bv Ps 1: 1v = Ps 1: 1 - 2)
vC =  voor Christus
vd = van de
vv = volgende verzen (bv Ps 1: 1vv = Ps 1: 1 - 3)

WV = Willibrord Vertaling
X = Chiasme (kruisstelling)
> = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2)
// = synoniem parallellisme
<> = tegenstelling, ook: antithetisch parallellisme

 

 

×