Mc 14: 1 - 11
Centraal in deze verzen staat de onbekende vrouw die Jezus met olie zalft (14: 3 – 9). Het is deze gebeurtenis die voor Judas Iskariot de aanleiding vormt om Jezus aan de hogepriesters uit te leveren (14: 10v). De hogepriesters en schriftgeleerden die een mogelijkheid zochten om Jezus de doden, hebben nu een oplossing voor hun probleem. (14: 1v). Mc maakt niet duidelijk hoe Judas wist, dat de hogepriesters niet wisten hoe ze Jezus uit de weg zouden ruimen.
Mc 14: 1v
Over twee dagen zou het feest van Pesach en het Ongedesemde brood beginnen. De hogepriesters en schriftgeleerden zochten naar een mogelijkheid om Hem door middel van een list gevangen te nemen en te doden. 2 ‘Maar niet op het feest,’ zeiden ze, ‘want dan komt het volk in opstand.’ (NBV21 aangepast)
Tijdens de dagen in Jeruzalem neemt de ergernis en vijandschap van de godsdienstige leiders toe. Nu ze Jezus niet met woorden, argumenten en discussies van hun gelijk kunnen overtuigen, zijn ze bereid tot geweld. Ze zinnen op een mogelijkheid om hem op te pakken en te laten doden. Mc geeft hier een ontluisterend beeld van de geestelijke leiders: ze zijn niet in staat of bereid om de waarheid van Jezus’ boodschap in te zien en over te nemen. In naam van hun geloofsvisie moet Jezus uit de weg geruimd worden.
Hoe ze dat moeten aanpakken, weten de leiders echter niet te bedenken. Wel staat voor hun vast, dat ze het niet op het Pesachfeest (ook wel het feest van het Ongedesemde brood) moeten doen, want dan komt ‘het volk’ in opstand. Daarmee is de menigte pelgrims bedoeld, die voor het Pesach in Jeruzalem verblijft. Bij hen is Jezus zeer populair. Dat bleek al bij de intocht (Mc 11). Mc benadrukt dat het volk heel anders tegenover Jezus stond dan de Joodse leiders.
Zo zitten de hogepriesters in een impasse, ze weten niet hoe ze hun plannen moeten aanpakken. En de tijd dringt: over twee dagen is het Pesachfeest.
Het Joodse Paasfeest valt altijd op 15 Nisan. Dat kan op elke dag van de week zijn. In het jaar waarover Mc bericht volgt op Pesach de sabbat. Pesach is dus de dag ervoor, die bij ons vrijdag heet. Dit gedeelte dat begint met ‘over twee dagen is het Pesach…’ valt dan op dinsdag 12 Nisan.1
Men viert met Pesach de bevrijding uit Egypte. Het is een vrolijk feest met familie en of vrienden rond een maaltijd waarbij het Bijbelse Paasverhaal (Ex 12v) wordt gelezen. De Pesach maaltijd is het hoogtepunt van de feestweek die dan begint. Die dagen heten ook wel het feest van de ongezuurde broden, naar het brood dat zonder zuurdesem moest worden klaar gemaakt in de week van Pesach moesten eten (Ex 12:15). Itt wat velen denken wordt er eigenlijk niet geofferd bij het Pesach. Het lammetje wordt enkel geslacht in de tempel en vervolgens in huiselijke kring gegeten. Het unieke van het Pesachoffer (Hebr Zebach Pesach) is, dat het in alles geen offer is. Of je zou het een omgekeerd offer moeten noemen. Cohen Stuart2 schrijft: ‘Het paaslam zou je Gods offergave voor Israël kunnen noemen’.
De chronologie wijst op een goddelijk plan: op de derde dag voor de kruisiging het beraad van de hogepriesters, op de derde dag erna de opstanding uit de dood.
Het goddelijke plan blijkt ook uit
- dat de hogepriesters niet weten hoe Jezus uit de weg te ruimen. De oplossing komt uit onverwachte hoek: Judas zorgt daarvoor.
- dat Jezus niet met Pesach gedood moet worden. Maar wat de hogepriesters niet willen gebeurt juist wel.
Zo maakt Mc duidelijk dat God zelf de hand heeft in deze gebeurtenissen, Hij offert Jezus, de Mensenzoon (Mc 8: 33), als een losprijs voor velen (Mc 10: 45).
Mc 14: 3
Toen Hij in Betanië in het huis van Simon – degene die aan een huidziekte had geleden – aanlag voor de maaltijd, kwam er een vrouw binnen. Ze had een albasten flesje bij zich dat gevuld was met zeer kostbare, zuivere nardusolie. Ze brak het flesje open en goot de olie uit over zijn hoofd. (NBV21)3
Op die 12-de Nisan is Jezus in het dorpje Betanië (bij Jeruzalem, Hebr: beth = huis + ani = van de arme) te gast bij Simon die aan een huidziekte (Gr lepros, werd vroeger met melaats vertaald) leed. Deze Simon is voor de lezers nieuw, want niet eerder genoemd. De naam zal verbonden zijn geweest en gebleven aan dit stukje uit de mondelinge overleveringen van Jezus' Passio. Over hem is verder niets bekend. De naam Simon was heel algemeen, we vinden er verschillende in het NT. Uit het Grieks valt trouwens niet op te maken dat hij van zijn huidziekte was hersteld, maar dat ligt wel voor de hand, anders zou zijn huis niet gevuld zijn met vele aanwezigen.
Jezus is bij hem te gast voor een maaltijd, die traditioneel liggend werd gebruikt. Het zal een middagmaal zijn geweest, want na afloop heeft Judas nog tijd om naar Jeruzalem te gaan en met de hogepriesters te overleggen.
In de dagen vòòr Pasen zijn tal van pelgrims in en om Jeruzalem die een plek nodig hebben om te overnachten. Het is goed mogelijk dat Jezus daar met zijn leerlingen logeerde (vgl Mac 11: 1 en 11). En misschien zijn er ook andere mensen te gast, want het is niet waarschijnlijk dat Mc met de aanwezigen in vers 4 enkel de discipelen bedoelt.
De onbekende vrouw die binnenkomt, lijkt geen pelgrim te zijn, eerder iemand uit het dorpje. Mc vertelt geen uitspraken van haar, wel een bijzondere handeling: een albasten kruikje met nardusolie (Gr muron nardos) breekt ze open en giet de olie op het hoofd van Jezus. Dat is een kostbaar gebaar: 300 denari (Mc 14: 5) kost de zalfolie, daar moet een dagloner 300 dagen voor werken: een jaarinkomen. Waarom de onbekende vrouw dit doet, vermeldt Mc niet. Zie ook bij vers 6 - 9.
Zulke zalfolie kon bij verschillende gebeurtenissen gebruikt worden, oa om een lijk klaar te maken voor de begrafenis. Dat is ook hoe Jezus dit gebaar interpreteert (Mc 14: 8).
Mc 14: 4v
4 Sommige aanwezigen zeiden geërgerd tegen elkaar: ‘Waar is deze verkwisting goed voor? 5 Die olie had immers voor meer dan driehonderd denarie verkocht kunnen worden, en dat geld hadden we aan de armen kunnen geven.’ Ze voeren tegen haar uit. (NBV21)
Sommige aanwezigen ergeren zich en nemen het de vrouw bijzonder kwalijk. Ze vinden het geldverspilling: de olie had veel geld kunnen opbrengen en daarmee hadden ze de armen kunnen helpen.
Hun nuchtere, rationele oordeel gaat voorbij aan de symbolische betekenis van de zalving en de gevoelens van de vrouw.
Mc 14: 6 – 9
6 Maar Jezus zei: ‘Laat haar met rust, waarom vallen jullie haar lastig? Ze heeft iets goeds voor Mij gedaan. 7 Want de armen zijn altijd bij jullie, en jullie kunnen weldaden aan hen bewijzen wanneer je maar wilt, maar Ik zal niet altijd bij jullie zijn. 8 Wat ze kon, heeft ze gedaan: ze heeft mijn lichaam nu al met olie gebalsemd, met het oog op mijn begrafenis. 9 Ik verzeker jullie: waar ook maar ter wereld het goede nieuws verkondigd wordt, daar zal ter herinnering aan haar verteld worden wat zij heeft gedaan.’ (NBV21)
Jezus neemt het voor de vrouw op. Hij is het niet eens met het oordeel van al die mannelijke aanwezigen. Ze heeft juist iets goeds gedaan, niet aan de armen, maar wel aan Jezus: zijn lichaam verzorgd met zalfolie mhoo de begrafenis. Dat kan straks niet meer: over enkele dagen zal Jezus gekruisigd en gestorven zijn en haastig en onverzorgd, in een graf gelegd worden omdat de sabbat al bijna is begonnen. Deze vrouw weet wat voor tijd het is (Mc 2: 18 – 20) nl. de unieke tijd dat Gods Messias door te lijden en te sterven het Rijk van God opricht. Daarentegen zullen er altijd arme mensen zijn die hulp nodig hebben.
Vanwege die goede daad aan Jezus zal zij genoemd blijven worden telkens als ergens het goede nieuws gebracht wordt, waar het ook maar op de wereld is. Helaas hebben we haar naam niet en wel die van degene in wiens huis zich dit allemaal heeft afgespeeld. Men heeft wel aan Maria (van Magdala) gedacht. Het aantrekkelijke van deze oplossing is, dat men dan een antwoord heeft op de vraag (bij vers 3) waarom zij dit deed: uit dankbaarheid en liefde voor Jezus die haar had bevrijd van zeven boze geesten (Luc 8: 2). Het bezwaar van deze identificatie is echter, dat niet valt in te zien waarom Mc haar naam hier niet vermeldt en wel in Mc 15: 40. 47 en 16: 1 (en vs 9 dat een latere toevoeging is).4
Mc 14: 10v
10 Toen ging Judas Iskariot, een van de twaalf, naar de hogepriesters om Hem aan hen uit te leveren. 11 Toen zij dit hoorden, waren ze opgetogen en beloofden ze hem geld te zullen geven. En hij zon op een mogelijkheid om Hem op een geschikt moment uit te leveren. (NBV21)
Tegenover het liefdevolle gebaar van deze vrouw staat het harde optreden van Judas Iskariot. Voor hem is nu de maat vol, hij zal Jezus aan zijn vijanden over leveren. Maar wat is het precies waar hij zich aan stoorde?
- is hij verontwaardigd dat deze vrouw zoveel geld verspilde, geld dat zoveel beter gebruikt had kunnen worden, nl voor de armen?
- is hij teleurgesteld in Jezus die niet de Messias is zoals hij zich die droomde, maar het heeft over lijden en sterven en begraven worden?
- wilde hij, door Jezus in moeilijkheden te brengen, hem provoceren als een in zijn ogen echte Messias op te treden, dwz met geweld?
Het is allemaal mogelijk, de tekst geeft geen aanknopingspunten. Elders vinden we als verklaring dat de satan (Luc 22: 3) of de duivel (Joh 13: 2) in Judas gevaren is. Maar dat verklaart niets. Dat geeft alleen maar aan hoezeer Judas de weg kwijt is en zich totaal vergist in Jezus.
Het is overigens maar de vraag of Judas wilde dat Jezus gekruisigd zou worden. Hij zou hem overleveren (Gr paradidonai), dat klinkt toch iets milder dan de verrader (Gr prodotès – Luc 6: 16)
Hoeveel geld Judas krijgt, vermeldt Mc niet. Hij had er trouwens ook niet om gevraagd.5
Hoe dan ook: het probleem van de hogepriesters en schriftgeleerden uit vers 1v is op een onverwachte manier opgelost: uit de de kring van de discipelen komt de overleveraar voort.
gespreksvragen
* Weet je nog meer voorbeelden van Gods hand, leiding en plan in de Passio?
* Kun je je de reactie van de aanwezigen op het uitgieten van de zalfolie voorstellen? Weet je een tekst in de Bijbel die de armenzorg als een goddelijk gebod opdraagt?
* Hoe zie jij Judas? Is hij een verrader?
* Judas vervult een belangrijke rol in het plan van God om door Jezus verlossing te realiseren. Moest Judas dan zo doen als hij deed? Is hij wel aanspreekbaar en verantwoordelijk voor zijn gedrag?
-----
1 Volgens de Joodse tijdrekening begint een dag in het donker, als de zon is ondergegaan. Deze dinsdag begint dus op maandagavond en duurt tot en met dinsdagavond
2 Cohen Stuart, Joodse feesten en vasten p. 90v
3 Dezelfde geschiedenis valt volgens Joh 12 op de zesde dag voor Pesach, nog voor de intocht in Jeruzalem. Joh noemt deze vrouw bij name: het gaat om Maria, de zus van Martha en Lazarus. Lucas verplaatst dit voorval naar 7: 36 – 50
4 In de uitleggeschiedenis ging men soms nog verder en meende men dat deze Maria ook nog eens de zondares is (uit Luc 7: 36vv) die Jezus zalft terwijl hij een maaltijd heeft bij een Farizeeër genaamd Simon. De kerkelijke traditie verbindt sinds de vierde eeuw een naam aan deze vrouw, nl. Maria van Magdala, een van de voornaamste getuigen van het lege graf en de opstanding van Jezus.
5 Dat het om dertig zilverlingen gaat, vinden we alleen bij Mat (26: 16, 27: 3. 9). Mat is ook de evangelist die vertelt dat Judas het enorm betreurt dat Jezus de doodstraf kreeg.
Afkortingen
van de Bijbelboeken > Register (kolom 1) adhv = aan de hand van Afb = Afbeelding BGT = Bijbel in Gewone Taal BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT) bv = bij voorbeeld CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk DL = Dordtse Leerregels dwz = dat wil zeggen eva = en vele anderen GNB - Groot Nieuws Bijbel GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland) Gr = Grieks HCat = Heidelbergse Catechismus Hebr = Hebreeuws HSV = Herziene Staten Vertaling HTB = Het Boek ID = Intelligent Design itt = in tegenstelling tot Lat = Latijn LuV = Lutherse Vertaling LV14 = Leidse Vertaling 1914 LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC) M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1) NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT) NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004) NBG = Nederlands Bijbel Genootschap NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951) NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004) NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021) nC = na Christus NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis NT = Nieuwe of tweede Testament OT = Oude of eerste Testament PKN = Protestantse Kerk Nederland PM = Post Modernisme Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84) Q = Quelle, bron van uitspraken van Jezus RKK = Rooms Katholieke Kerk SV = Staten Vertaling TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim v = volgende vers (bv Ps 1: 1v = Ps 1: 1 - 2) vC = voor Christus vd = van de vv = volgende verzen (bv Ps 1: 1vv = Ps 1: 1 - 3) WV = Willibrord Vertaling X = Chiasme (kruisstelling) > = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2) // = synoniem parallellisme <> = antitthetisch parallellisme |