Mc 14: 12 - 26


Verband
Twee dagen na de zalving in Betanië (Mc 14: 1 - 11) is Jezus met zijn discipelen in Jeruzalem. Eerst vertelt de evangelist hoe de leerlingen in opdracht van Jezus een ruimte vinden waar zij het Paasmaal kunnen gebruiken (12 - 16). Het Paasmaal is een feestelijke maaltijd met allerlei gewoontes, liederen, gerechten en waarbij er op gezette momenten een beker wijn gedronken wordt, wel vier keer. Mc vermeldt het meeste van deze 'liturgie' niet, waarschijnlijk omdat hij het als bekend veronderstelt bij de lezers. Zo kan hij alle nadruk geven leggen op de instelling van het avondmaal (22 – 25) voorafgegaan door het woord van Jezus dat degene die hem verraden zal een van de twaalven is (17 – 21). Wat Jezus zegt, blijkt inderdaad zo te gaan, net als bij het vinden van een ezel voor de intocht (Mc 11: 2 - 6). Hij weet de dingen van te voren. Daaruit blijkt dat hij Messias en Zoon van God is. Deze en andere dingen overkomen hem niet; hij ziet ze aankomen en neemt ze vrijwillig op zich. Zijn lijden is daad.

Tijdrekening:
Pesach, Pascha of Pasen is in het OT en Israël de herinnering aan de uittocht uit Egypte (Ex 12). Het wordt gevierd in de maand Nisan, ook wel Abib genoemd. NB: een Joodse dag begint als de zon helemaal is ondergegaan en eindigt in de avondschemering van de volgende dag.
Voorafgaande aan het pesachfeest is er een voorbereidingstijd van vier dagen, die de pelgrims nodig hebben om een geschikt paaslam te vinden en een kamer of zaal in Jeruzalem, waar ze de maaltijd kunnen houden. De Jeruzalemse bevolking werkt daar gastvrij aan mee.
In de avondschemering van de 14-de Nisan worden de paaslammeren geslacht.
In de nacht die volgt, dus bij het begin van 15 Nisan, is er de pesachmaaltijd die tot diep in de nacht duurt. Dit is de eerste dag van het pesachfeest, dat ook wel het feest van de Ongezuurde Broden heet en zeven dagen duurt: 15 t/m 21 Nisan. Jezus sterft in de namiddag van 15 Nisan, de volgende dag is een sabbat. Jezus kan nog net voor het donker wordt, dus voor aanvang van de rustdag begraven worden.
De christelijke kerk komt samen op (goede) vrijdag om het lijden en sterven van Christus te gedenken, heeft een stille zaterdag en viert op de derde dag (paaszondag) de Opstanding.


Mc 14: 12 – 16
12 Op de eerste dag van het feest van het Ongedesemde brood, wanneer het pesachlam wordt geslacht, zeiden zijn leerlingen tegen Hem: ‘Waar wilt U dat wij voorbereidingen gaan treffen zodat U het pesachmaal kunt eten?’ 13 Hij stuurde twee van zijn leerlingen op pad en zei tegen hen: ‘Ga naar de stad. Daar zal een man die een kruik water draagt jullie tegemoetkomen; volg hem, 14 en wanneer hij ergens binnengaat, moeten jullie tegen de heer des huizes zeggen: “De meester vraagt: ‘Waar is het gastenvertrek waar Ik met mijn leerlingen het pesachmaal kan eten?’” 15 Hij zal jullie een grote bovenzaal wijzen, die al is ingericht (Gr estroomenon =  met kleden uitgespreid op de vloer - om op te liggen) en waar alles gereedstaat (Gr hetoimon = gereed )  maak daar het pesachmaal voor ons klaar.’ 16 De leerlingen vertrokken naar de stad, en alles gebeurde zoals Hij gezegd had, en ze bereidden het pesachmaal. (NBV21)

Naar Joodse tijdrekening is de eerste dag van het Ongedesemde Brood niet de dag van het slachten van de paaslammeren (14 Nisan) maar de dag die daarop volgt (15 Nisan). De dingen die Mc hier beschrijft horen bij de voorbereidingsdag waarop je een kamer of zaal zoekt voor de pesachmaaltijd van de volgende dag. Zoals Mc het hier beschrijft klopt het dus niet helemaal met hoe in Israël deze dagen geteld en benoemd worden.
Maar als Mc de Grieks-Romeinse tijdrekening (de dag begint in de ochtend) aanhoudt, klopt het wel. Dan vallen zoeken van gastvertrek (ochtend) en slachten van paaslam (middag) en maaltijd (avond en nacht) wel op één dag. Ook in onze tijdsrekening ( de dag begint om 0.00 u) klopt het dan.

Nadat zijn leerlingen hem daarnaar gevraagd hebben, stuurt Jezus twee van hen erop uit een geschikte ruimte te vinden. Ze krijgen niet een bekend adres van familie of vrienden mee, maar een aantal instructies: ze moeten naar de stad gaan (Jeruzalem) en daar zullen ze een man treffen die een waterkruik draagt. Of dat een alledaagse verschijning is valt te betwijfelen: vrouwen lopen met kruiken, mannen met waterzakken. Het blijkt om een knecht of slaaf te gaan, niet de eigenaar van een huis (14). Waarom niet een adres, maar deze merkwaardige instructies? Is het om Judas niet in staat te stellen Jezus over te leveren voordat hij het pesach met zijn leerlingen heeft gevierd en het avondmaal ingesteld?
De waterdrager moeten ze volgen en als hij ergens naar binnen gaat, de heer des huizes vragen naar het gastenvertrek voor het pesachmaal. Dat is een vraag die alle pelgrims die dagen in Jeruzalem stellen. Maar toch is er iets bijzonders: de leerlingen moeten niet vragen 'namens onze meester', maar namens de meester. Dwz Jezus is Heer niet alleen van de discipelen, maar over alle mensen. Hij vraagt ook niet of de heer des huizes nog een zaaltje vrij heeft, maar waar het gastenverblijf is en gaat die zonder toestemming te vragen gebruiken met zijn discipelen.
Jezus voorspelt ook dat de huiseigenaar een grote bovenzaal beschikbaar heeft, helemaal klaar gemaakt (opgeruimd, schoon gemaakt, gezuurd brood verwijderd, een lage tafel, geen stoelen, maar kleden op de  grond om op te liggen, bij de tafel). Daar moeten de leerlingen het pesachmaal klaar maken, dwz voor brood (matses), wijn, geroosterd vlees van het paaslam, kruiden enz zorgen.


Mc 14: 17 - 21
17 Toen de avond was gevallen, kwam Hij met de twaalf. 18 Terwijl ze aanlagen voor de maaltijd, zei Jezus: ‘Ik verzeker jullie: een van jullie, die met Mij eet, zal Mij uitleveren.’ 19 Ze werden bedroefd en vroegen een voor een aan Hem: ‘Ik ben het toch niet?’ 20 Maar Hij zei tegen hen: ‘Het is een van jullie twaalf, die met Mij uit dezelfde schaal eet. 21 Want de Mensenzoon zal heengaan zoals over Hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Mensenzoon uitgeleverd wordt: het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was.’ (NBV21)

De volgende dag (die met zonsondergang begint) komt Jezus daar met de twaalf leerlingen. Hij brengt zijn uitlevering ter sprake. Een van de twaalf zal dat doen. De discipelen kunnen het niet geloven en zijn er verdrietig van. Een voor een vragen ze ‘ik ben het toch niet?’ Dit is een typisch trekje van Mc: hij benadrukt veel vaker de onwetendheid, het onbegrip van de discipelen.
Ook Judas stelt deze vraag. Zo houdt hij zich van de domme. Jezus verraadt hem niet, zegt alleen: Het is een van jullie die met mij eet (18) uit dezelfde schaal (20). Letterlijk:
degene die met Mij (zijn brood) in de schotel indoopt.
Daar klinkt teleurstelling (vgl Ps 41: 10) in door: een van de twaalf, en dat nog wel tijdens een maaltijd, zelfs paasmaaltijd!  Want uit dezelfde schaal eten is een teken van vriendschap en waardering. En omdat het om een paasmaal gaat is het ook een teken van verbondenheid in het geloof en gedeelde vreugde om God die Israël uit Egypte bevrijdde. Samen zullen ze de paasmaaltijd gebruiken, de verhalen beluisteren, de psalmen (113 - 118) zingen enz.

Nog kan Judas van zijn plannen afzien, maar hij zou het niet doen (43), want de Mensenzoon (Jezus) zal heengaan (= de weg gaan die God met hem voor heeft) zoals geschreven staat. Mc zal bedoelen dat Jezus deelt in het het lot van de profeten, bv Elia (1 Kon 19: 1 - 10). Zie ook Mc 9: 12 Dit overleveren / verraad staat onder een goddelijk moeten. Maar dit goddelijk moeten betekent niet dat Judas wel zo moest doen. Hij blijft verantwoordelijk voor wat hij gaat doen. Hij is niet te verontschuldigen. Dat blijkt uit het wee hem: hem wacht groot onheil (overigens vermeldt Mc niet wat dat voor Judas inhield). Het zou beter zijn dat hij nooit geboren was. Een voorspelling die ook een waarschuwing is aan het adres van Judas.


Mc 14: 22 - 251
22 Terwijl ze aten, nam Hij een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Neem hiervan, dit is mijn lichaam.’ 23 En Hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker, en allen dronken eruit. 24 Hij zei tegen hen: ‘Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt. 25 Ik verzeker jullie: Ik zal niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken, tot de dag dat Ik er opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van God.’ (NBV21)

Een pesachmaal kon en kan de hele avond duren (terwijl ze aten, vers 22a) De evangelist noemt alleen het begin en het einde en laat al het andere weg. Zo houdt hij alleen over wat in de kerk van zijn dagen ‘de maaltijd des Heren’ heet. De latere RKK noemt het de eucharistie, de Prot kerken spreken van het heilig avondmaal.

  • een brood nemen, het zegengebed uitspreken, breken en uitdelen: gebruikelijk onderdeel van pesach. Met deze dingen begint het pesachmaal.
  • specifiek christelijk zijn de woorden: neemt, dit is mijn lichaam (Gr sooma). lichaam is niet zozeer aanduiding van lijf als tegenovergesteld van ziel of geest, maar van de gehele persoon en wel naar het gezichtspunt dat een lichaam kan worden geofferd. Dat aspect is hier ook bedoeld, het staat immers parallel met bloed dat vergoten wordt (24). Jezus zegt zoveel als 'dit ben ik die voor jullie gedood, geofferd zal worden'. Het gebroken en uitgedeelde brood is een teken van Jezus. Zo wil Hij voortaan bij zijn leerlingen aanwezig zijn.
     
  • de (vierde) beker nemen en een dankgebed uitspreken, uitdelen, drinken: gebruikelijk onderdeel van pesach. Met deze dingen eindigt het pesachmaal.
  • specifiek christelijk zijn de woorden ‘bloed2 van het verbond, voor velen vergoten' Opnieuw benadrukt Jezus zijn naderende dood en de waarde (vgl geldpapier en de onderliggende waarde) die dat heeft: het is voor velen (in principe allen) vergoten. Het betrekt de volgelingen van Jezus in een (nieuw) verbond van God met de mensen: Jezus' weg van dienen is voortaan de christelijke weg (Mc 10: 42 - 45). Die weg van dienst, lijden, van geloof en aanvechting is te gaan tot het Koninkrijk van God (Gods nieuwe wereld) gekomen is. In de vergelijkbare uitspraak bij Paulus in 1 Kor 11 is met zoveel woorden sprake van een NIEUW verbond, waarmee de profetie daarover in Jer 31 in vervulling gaat.
     
  • Jezus zegt erbij dat hij niet meer van de vrucht van de wijnstok zal drinken tot het rijk van God gekomen is.
    Verwacht hij het binnen zeer afzienbare tijd? Zoals de Joden na hun pesachmaal uit elkaar gaan met 'volgend jaar in Jeruzalem!'
    Of ontzegt hij zich de vreugde van de wijn zolang zijn volgelingen nog onderweg zijn en uitzien naar de voleinding?
    Dat het ooit zal aanbreken was voor de eerste christenen een zekerheid: met grote blijdschap vierden zij de aanwezigheid van Christus bij het avondmaal

In sommige kringen legt men deze verzen zo uit, dat Jezus zelf niet brood en wijn genuttigd zou hebben. Maar dat is zoiets ongebruikelijks, dat de herinnering daaraan zeker in de Bijbelse getuigenissen bewaard zou zijn gebleven. We vinden in de teksten echter niets wat daarop wijst.

Mc 14: 26
26 Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg.
Met de lofzang is de laatste van de Psalmen bedoeld die met het pesachmaal gezongen worden: Ps 118.
Gebruikelijk was en is het om de hele paasnacht op te blijven en die samen door te brengen
3. Niet door naar anderen op bezoek te gaan, maar om te bidden, of om de Bijbel te bespreken. Om die reden neemt Jezus zijn leerlingen mee naar de Olijfberg, gelegen aan de andere kant van het dal tegenover de tempel.

 



Gespreksvragen
* Wat zou de sfeer zijn geweest zijn bij deze laatste maaltijd van Jezus met zijn discipelen?
* Aan het avondmaal zit iets van het verleden (de herinnering aan Jezus' pesachmaal met de leerlingen), van het heden (samen met Christus zijn) en van de toekomst (de verwachting van Gods Rijk). Welk van de drie aspecten spreekt je het meeste aan?
* Vanwege het is in dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed heeft de RKK de leer van de transsubstantiatie bedacht: het wezen van brood verandert in het lichaam van Christus, het wezen van de wijn verandert in het bloed van Christus. Denk je dat Jezus bedoeld heeft? In het Hebreeuws / Aramees heeft Jezus waarschijnlijk niet meer gezegd dan 'dit mijn lichaam' en 'dit mijn bloed'.


-----

1 Zie ook 1 Kor 11: 23 Want wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf. In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam Hij een brood, 24sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om Mij te gedenken.’ 25Zo nam Hij na de maaltijd ook de beker, en Hij zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond, dat door mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om Mij te gedenken.’ 26Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat Hij komt.  (NBV21) Dit is de oudst bekende avondmaalsformulering: ong. 55 nChr.
In oranje de woorden die overeenkomen met het bericht in Mc.
2 Oorspronkelijk wees het bloed bij een verbondssluiting op de ernst van de zaak: als ik niet trouw ben aan het verbond, moge het mij dan net zo vergaan als met het geslachte dier. Met die ernst verbindt God zich aan dit verbond.
3 Daarom hoeft het niet te verbazen dat de hogepriester – door Mc niet met name genoemd - de leden van het Sanhedrin vlot bij elkaar weet te krijgen (Mc 14: 53) Jezus neemt zijn discipelen mee naar de Olijfberg, de heuvel aan de andere kant van het dal, tegenover de tempel.

terug

Afkortingen


van de Bijbelboeken > Register (kolom 1)

adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
bv = bij voorbeeld
CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk
DL = Dordtse Leerregels
dwz = dat wil zeggen
eva = en vele anderen
GNB - Groot Nieuws Bijbel
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HSV = Herziene  Staten Vertaling
HTB = Het Boek
ID = Intelligent Design
itt = in tegenstelling tot
Lat = Latijn
LuV = Lutherse Vertaling
LV14 = Leidse Vertaling 1914
LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC)
M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1)
NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PKN = Protestantse Kerk Nederland
PM = Post Modernisme
Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84)
Q = Quelle, bron van uitspraken van Jezus
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
v = volgende vers (bv Ps 1: 1v = Ps 1: 1 - 2)
vC =  voor Christus
vd = van de
vv = volgende verzen (bv Ps 1: 1vv = Ps 1: 1 - 3)

WV = Willibrord Vertaling
X = Chiasme (kruisstelling)
> = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2)
// = synoniem parallellisme
<> = antitthetisch parallellisme

 

 

×