Mat 20: 1 - 16
Context
Dit gedeelte sluit aan op Mat 19: 30 "Maar vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten."
We vinden de gelijkenis alleen bij Mattheüs. De uitspraak over 'eersten die laatsten zijn' staat ook in Mc 10: 31 en Luc 13:30.
Oorspronkelijk zal deze uitspraak en de daarop volgende gelijkenis gesproken zijn tot de Farizeeën die bezwaar maken tegen Jezus' tafelgemeenschap met hoeren en tollenaren. Maar Mattheüs past deze gelijkenis zelfkritisch toe op de christelijke gemeente die gemakkelijk het evangelie vergeet en weer wettisch (voor wat hoort - hoort wat, naar evenredigheid, kwantitatief ipv kwalitatief) gaat denken. Dat blijkt uit de vraag van Petrus in Mat 19: 27. 7
De gelijkenis
Een gelijkenis is geen allegorie die in allerlei details diepere geloofsinzichten bevat. Zo is deze gelijkenis wel eens uitgelegd. Bv door kerkvader Origenes, die aannam dat het eerste, derde, zesde uur enz. betrekking had op de verschillende leeftijden waarop mensen christen worden. De gelijkenis is een samenhangend verhaal dat in zijn geheel verstaan moet worden.
De opbouw is eenvoudig. Het eerste deel (1-7) vertelt van een landheer die dagloners zoekt voor het werk op zijn wijngaard. Meermalen gaat hij erop uit. Met als gevolg dat sommige dagloners de hele dag werken, andere niet zo lang of zelfs maar één uurtje.
In het tweede deel (8-15) ontvangen de werkers hun loon. Ze krijgen allemaal evenveel, nl de ene denarius die de landheer met de werkers van het eerste uur had afgesproken. Dat ontlokt bij hen een hevig protest. De landheer legt vervolgens zijn gedrag uit en vraagt aan de protesterende arbeiders 'zet het kwaad bloed dat ik goed ben'?
Mat 20: 1a
Het is met het koninkrijk van de hemel als...(NBV21)
De gelijkenis wordt ingeluid met een standaardformule “Want het is met het koninkrijk der hemelen als met…’ Dat betekent ‘Zo gaat het toe in het koninkrijk der hemelen’ of ‘deze dingen gebeuren waar God koning is’
Mat 20: 1b - 7
...als met een landheer die er bij het ochtendgloren op uit trok om dagloners voor zijn wijngaard te zoeken. 2 Nadat hij met de arbeiders een dagloon van één denarie overeengekomen was, stuurde hij hen naar zijn wijngaard. 3 Drie uur later trok hij er opnieuw op uit, en toen hij anderen werkloos op het marktplein zag staan, 4 zei hij ook tegen hen: “Gaan jullie ook maar naar mijn wijngaard, de betaling zal rechtvaardig zijn.” 5 En ze gingen erheen. Rond het middaguur ging hij er nogmaals op uit, en drie uur later weer, en handelde als tevoren. 6 Toen hij tegen het einde van de dag nog eens op weg ging, trof hij een groepje dat er nog steeds stond. Hij vroeg hun: “Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?” 7 “Niemand heeft ons ingehuurd,” antwoordden ze. Hij zei hun: “Gaan jullie ook maar naar de wijngaard. (NBV21)
Een landheer met een wijngaard heeft arbeiders nodig. Waarschijnlijk voor de druivenoogst. Bij het ochtendgloren gaat hij er op uit en later die dag nog een paar keer. De dag - de tijd dat het licht is - is ingedeeld in 12 uren, evenals de nacht. (In de zomer als het lang licht is, en de nachten kort duren de uren overdag dus langer dan in nacht. En de zomeruren overdag duren ook langer dan de winteruren overdag)
Het ochtendgloren is het zesde duur. Drie uur later (vs 3) is het negen uur. Weer drie uur later is het middag uur (12 uur). Nog drie uur later is het halverwege de middag (vs 5). Tegen elfde uur van de dag is dus één uur voordat het donker wordt (6).
Met de eersten spreekt de landheer een loon af van één denarius, het gebruikelijke dagloon. Wat hij met de werkers afspreekt die later beginnen blijft onduidelijk. De groep die rond het negende uur begint krijgt te horen 'de betaling zal rechtvaardig zijn' (vs 4). De andere groepen horen hier helemaal niets over. De hoorders van de gelijkenis zullen net als wij waarschijnlijk denken dat de latere groepen naar evenredigheid minder zullen krijgen dan de ene denarius die met de eerste groep was afgesproken. Zo is ons gevoel van rechtvaardigheid nu eenmaal.
Waarom ging de landheer meermalen erop uit om arbeiders te zoeken? Was de oogst bijzonder groot? Werkten zijn knechten niet hard genoeg? Of wilde hij dat er geen landarbeiders zonder werk en dus ook zonder loon zouden achterblijven, met alle nare gevolgen voor hun gezinnen? Dat is allemaal denkbaar. We lezen er niets over. De gelijkenis is zonder antwoorden op deze vragen prima te verstaan. Met giswerk op vragen die er niet toe doen raken we gemakkelijk de strekking van de gelijkenis uit het oog.
Daarom moeten we ook niet speculeren over de reden waarom niemand de laatste groep landarbeiders in dienst wilde nemen. Er wordt niets gezegd over hoge leeftijden, handicaps, luiheid enz. De vraag van de landheer hoeft niet verwijtend opgevat te worden. Hij kan het ook verwonderd - bij het zien van potige landarbeiders en midden in het oogstseizoen - gevraagd hebben. Blijkbaar waren vraag en aanbod niet in evenwicht.
Mat 20: 8 - 15
Toen de avond gevallen was, zei de heer van de wijngaard tegen zijn rentmeester: “Roep de arbeiders bij je en betaal hun het loon uit. Begin daarbij met de laatsten en eindig met de eersten.” 9 En zij die er vanaf het einde van de dag waren, kwamen naar voren en kregen ieder een denarie. 10 En toen zij die als eersten waren gekomen naar voren stapten, dachten ze dat zij wel meer zouden krijgen. Maar ook zij kregen ieder die ene denarie. 11 Toen ze het geld hadden aangenomen, gingen ze bij de landheer hun beklag doen: 12 “Die laatsten hebben één uur gewerkt en u behandelt hen zoals u ons behandelt, terwijl wij het onder de brandende zon de hele dag hebben volgehouden.” 13 Hij antwoordde een van hen: “Vriend, ik behandel je toch niet onrechtvaardig? Je hebt toch ingestemd met het loon van één denarie? 14 Neem wat je toekomt en ga. Ik wil aan die laatsten hetzelfde geven als aan jou. 15 Of mag ik met mijn geld niet doen wat ik wil? Ben je jaloers omdat ik goed ben?” (NBV21)
De rentmeester krijgt opdracht de lonen uit te betalen. De landheer heeft hem natuurlijk gezegd dat dat loon één denarius moest zijn. Maar dat vertelt Jezus hier niet. Zo blijft de spanning nog even gehandhaafd.
Bijzonder is de instructie om te beginnen met degenen die het kortst gewerkt hebben. Daardoor kan het niet anders of de andere landarbeiders horen en zien wat die verdiend hebben. De landheer prikkelt tot een reactie.
Zijn opzet slaagt. Als de knechten van het eerste uur zien wat de werkers van het laatste uur krijgen, nemen zij aan dat zij wel meer zullen krijgen. Zij hebben twaalf keer zo lang gewerkt waaronder vele uren dat de zon hoog aan de hemel staat. Maar ook zij krijgen één denarius. Daar zijn ze niet tevreden mee. Ze gaan hun beklag doen bij de landheer. Zonder hem aan te spreken en op hun relatie met de landheer te wijzen leggen ze hem hun klacht voor. Dat is erg onbeleefd.
Het antwoord van de landheer aan één van hen (de grootste schreeuwer?) is beleefd en vriendelijk: 'beste man'... Daarmee geeft de landheer aan dat hij de verbinding zoekt en wel een relatie wil.
Zijn antwoord is ook heel beslist: "Ik behandel je toch niet onrechtvaardig?" Een retorische vraag: het antwoord is duidelijk (inderdaad) voor de landarbeiders, de hoorders van Jezus en de lezers van Mattheüs. Bij wijze van verduidelijking volgt dan de verklaring waarom degenen die korter werkten toch één denarius kregen. Dat is puur omdat de landheer dat nu eenmaal wil. En hij mag toch doen met zijn geld (ook mogelijk: 'op mijn erf') wat hij wil? Rechtvaardig is de landheer omdat hij het recht heeft zo te doen en geen enkele afspraak breekt of regel overtreedt.
Daarmee wijst Jezus terug naar 'de betaling zal rechtvaardig zijn' (vs 4). Inderdaad is het handelen van de landheer niet onrechtvaardig. Maar het is ook niet rechtvaardig in de gewone zin van het woord (beloning naar evenredigheid). Wat is zijn handelen dan wel? Het woordje goed valt in vs 15. Daarmee komen we in een andere categorie. Het zakelijke en kwantitatieve van (on)rechtvaardig maakt plaats voor het kwalitatieve, hartelijke, spontane en uitbundige dat bij 'goed' hoort. De landheer wil de anderen de laatsten hetzelfde geven als de eersten. Dat komt uit zijn goedheid voort: de laatsten hebben net zo goed een denarius, een dagloon nodig als de eersten om hun gezin te onderhouden. Met minder kunnen ze niet toe.
Dat loopt uit op de vraag 'zet het kwaad bloed (letterlijk 'is uw oog boos') dat ik goed ben?'
De reactie van de klagende werkers wordt niet verteld. Bleven ze boos, of kwamen ze bij nader inzien tot inkeer? De gelijkenis heeft een open einde. Zo wordt de hoorder / lezer van de gelijkenis bij zichzelf na te gaan hoe hij/zij zou reageren.
Mat 20: 16
Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten.’ (NBV21)
Dan volgt opnieuw de uitspraak waar deze gelijkenis een illustratie bij is: Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten. Nu in omgekeerde volgorde vergeleken met Mat 19: 30. De uitspraak was oorspronkelijk mogelijk een gezegde of een volkswijsheid met als betekenis 'wat kunnen de dingen in je leven soms veranderen'. Maar de spreuk krijgt in verband met de gelijkenis een nieuwe betekenis: zo gaat het toe in het koninkrijk der hemelen: de zondaar van het laatste moment krijgt hetzelfde loon als de gelovige van het eerste uur. En de gelovige van het eerste uur moet niet menen dat dat oneerlijk is. Want in het koninkrijk der hemelen gaat het niet puur zakelijk toe. Er is liefde in het spel. De wil van God de Vader om mensen terecht te brengen en aan zich te binden. Die hernieuwde relatie met God is het loon dat bij het geloof hoort. Dat ene loon is voor iedereen die gaat geloven hetzelfde. Of je dat nu lang of kort doet.
Als je langer gelooft en dit oneerlijk vindt, dan zit je niet meer met God op dezelfde lijn van liefde en hartelijkheid. Dan ben je weer terug op het pre-gelovige niveau van zakelijke relaties waar het gaat om de beloning en niet meer om de vreugde van een goede verhouding met God. In de gelijkenis zijn het de werkers van het eerste uur die op deze lijn zitten. In de wereld van Jezus de Farizeeën. Als Mattheüs zijn evangelie schrijft zijn het christenen die dit verdienste denken (loon naar prestatie) in de jonge kerk brengen. En elke keer als deze gelijkenis uitgelegd wordt in de prediking probeert de prediker zijn hoorders uit het (zakelijke en rechtvaardige) 'voor wat - hoort wat' weg te krijgen en terug te brengen naar het niveau van het goede, waarin ze God liefhebben en dienen om niet. Dankbaar en blij om alles wat hij hun geeft en wilde vergeven. Van rechtvaardig naar goed.
In de latere rabbijnse literatuur is een interessante parallel met deze gelijkenis. Daar krijgen de laatsten ook hetzelfde als de eersten. Maar de verklaring is een heel andere: de laatste hebben zoveel harder en beter gewerkt dat ze minstens zoveel hebben gepresteerd als degenen die al eerder waren begonnen. Daarom verdienen ze hetzelfde loon. Hier dus het verdienste-schema; niet een beloning die verrassend het 'loon naar werken' doorbreekt.
Dezelfde zaak komt in een ander beeldverhaal ook naar voren: de gelijkenis van de vader met de twee zonen (Luc 15: 11 - 32). De oudste reageert verontwaardigd als zijn vader zijn jongere broer allerhartelijkst ontvangt. Daarmee laat de oudste zien dat hij op de lijn van de gewone rechtvaardigheid zit en de regel van loon naar werken voor zichzelf en voor zijn jongere broer wil toegepast zien. Dat de oudste ondertussen al die tijd bij zijn vader was en alles het zijne mag noemen (vs 31), dat zegt hem blijkbaar niets.
In het Koninkrijk der hemelen gaat het anders toe dan wij verwachten: God doet wat hij wil en gaat zijn eigen gang. Hij wil goed zijn en de redenen daarvoor ontleent Hij aan zichzelf; niet aan ons goede en ijverige gedrag. Hij is rechtvaardig op een manier die ons idee van rechtvaardigheid ver te boven gaat. Hij overtreft die door zijn liefde te laten spreken. Omgekeerd: zijn liefde spoort ons aan om goed en ijverig in de wijngaard aan het werk te gaan. En blij te zijn met ieder die zich vroeg of laat (de moordenaar aan het kruis, Luc 23: 42v) door deze God laat winnen.
Gespreksvragen:
* Wat zou er gebeuren als een werkgever vandaag de dag zo met zijn full-time en part-time werknemers om zou gaan? En een leraar met zijn ijverige en luie leerlingen?
* Deze gelijkenis is zeer hoopvol voor mensen die het - naar eigen oordeel, of naar het oordeel van anderen - helemaal verprutst hebben. Het zegt hun: nog is het niet te laat. Nu kan het nog... Weet je daar voorbeelden uit de Bijbel, of uit onze tijd bij?
* Deze gelijkenis is zeer kritisch naar mensen die het helemaal gemaakt hebben. Welke les kunnen zij (wij?) er uit trekken?
Afkortingen
van de Bijbelboeken > Register (kolom 1) adhv = aan de hand van Afb = Afbeelding aw = aangehaald werk BGT = Bijbel in Gewone Taal BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT) bv = bij voorbeeld CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk cq = casu quo (bv ik doe kaas cq ham op mijn brood = ik doe kaas op mijn brood of anders ham) DL = Dordtse Leerregels dwz = dat wil zeggen eva = en vele anderen FB = FaceBook GNB - Groot Nieuws Bijbel GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland) Gr = Grieks HCat = Heidelbergse Catechismus Hebr = Hebreeuws HKB = Historich Kritische Benadering (of Bijbelonderzoek) HSV = Herziene Staten Vertaling HTB = Het Boek ID = Intelligent Design itt = in tegenstelling tot Lat = Latijn LuV = Lutherse Vertaling LV14 = Leidse Vertaling 1914 LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC) M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1) NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT) NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004) NBG = Nederlands Bijbel Genootschap NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951) NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004) NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021) nC = na Christus NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis NT = Nieuwe of tweede Testament OT = Oude of eerste Testament P = Paulus of de brieven van Paulus p = pagina of pagina's PKN = Protestantse Kerk Nederland PM = Post Modernisme P = Preek (bv Ps 84P = Preek over Psalm 84) Q = Quelle, bron van uitspraken van Jezus resp = respectievelijk (bv A en B reden in resp een Golf en een Astra = A reed in een Golf, B in een Astra) RKK = Rooms Katholieke Kerk SV = Staten Vertaling TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim v = volgende vers (bv Ps 1: 1v = Ps 1: 1 - 2) vC = voor Christus vd = van de vv = volgende verzen (bv Ps 1: 1vv = Ps 1: 1 - 3) WV = Willibrord Vertaling X = Chiasme (kruisstelling) > = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2) // = synoniem parallellisme <> = tegenstelling, ook: antithetisch parallellisme |