Karl Marx


Afb 5 Karl Marx
John Jabez Edwin Mayal, Public domain, via Wikimedia Commons




 



Karl Marx is 5 mei 1818 in Trier geboren. De naam Marx herinnert aan de familienaam Mordechai van zijn vader, die net als zijn moeder van Joodse afkomst  was. Beiden gingen over tot het christelijk geloof.
Na het gymnasium gaat Karl rechten studeren in Bonn (1835), Berlijn (1836) en Jena (1841). Filosofisch ondergaat hij de invloed van het Duitse Idealisme, met name van Hegel en Feuerbach.

Marx’ opvattingen in kranten – hij is een tijdlang redacteur - en boeken roepen bij de overheden veel weerstand op. Om die reden dulden ze hem vaak niet en moet hij tussen 1842 - 1850 nogal eens verhuizen. Hij woont en werkt achtereenvolgens in Keulen, Parijs, Brussel, Parijs, Rijnland, Parijs en vindt tenslotte een veilig heenkomen in Londen.

1842 leert hij Friedrich Engels (1820 – 1895) kennen, een levenslange vriendschap is het gevolg.
1843 treedt hij in het huwelijk met Jenny von Westphalen (1814 – 1881). Van hun zeven kinderen sterven er vier op jonge leeftijd.
In 1848, het revolutiejaar verschijnt het Communistisch Manifest.
Vanaf 1850 tot zijn dood woont en werkt Marx in Londen. Hij is betrokken bij de oprichting 1864 van ‘De Eerste Internationale’ (vakbondsbeweging). In 1867 verschijnt zijn bekendste werk: Das Kapital.
In 1881 overlijdt zijn vrouw, in 1883 hun dochter Jenny. Haar dood komt hij niet meer te boven. Hij overlijdt op 14 maart 1883 te Londen.

Hegel en Feuerbach
Hegel (1770 - 1831) leerde dat door de tegenstellingen, strijd en revoluties van de geschiedenis ‘de Geest’ zichzelf realiseert. Zo zag Hegel bv de Franse revolutie van 1789 als een strijd van macht (gedragen door de absolute vorst + adel en geestelijkheid) tegen de machteloosheid (bij de onvrije derde stand, de burgers). Deze tegenstelling wordt opgeheven door het werk van Napoleon1 die leiding geeft aan een nieuwe staatsvorm (de republiek), nieuwe wetten instelt en de privileges van adel en geestelijkheid inperkt. Abstract gezegd: these en antithese worden opgeheven in een synthese. Hegel noemt dit proces dialectiek en ziet deze beweging overal in de geschiedenis aan het werk. Historische gebeurtenissen zijn volgens hem uitdrukking van ‘de Geest’.
Feuerbach daarentegen stelde dat er niet zoiets is als een Geest of God maar dat de stoffelijke mens die geestelijke dingen voortbrengt (projectie).

Marx graaft dieper en vraagt waarom de mens zich zulke illusies schept. Hij geeft een materiële verklaring: godsdienst staat in verband met de zieke verhoudingen tussen degenen die de productiemiddelen in handen hebben en de arbeidende klasse. Door hun godsdienst nemen de arbeiders genoegen met hun akelige lot. Godsdienst is opium van het volk.2  Een symptoom van hun vervreemding. Maar godsdienst is ook het middel van de heersende klasse om deze vervreemding in stand te houden, een zoethoudertje. 

Deze correctie op Feuerbach is tegelijk een omkering van Hegel. Voor Marx heeft al het geestelijke z’n oorsprong en voedingsbodem in het materiële. Dus bepalend is het zijn van de mens, zijn arbeid. Daaruit komen zijn opvattingen over wetenschap, filosofie, zijn waarden en normen, zijn geloof, zijn cultuur voort. Wanneer het omgekeerd is (zoals bij Hegel) en de mens meent (aangepraat door opvoeding, onderwijs, kerk, publieke opinie enz) dat zijn denken bepalend is voor zijn opvattingen en gedrag, is er sprake van ideologie, en vals bewustzijn.

Mens en maatschappij
De mens heeft volgens Marx niet een onveranderlijk wezen. Wat de mens is, verschilt van tijd tot tijd en dat heeft alles te maken met het werk dat hij doet. In zijn arbeid wordt en maakt de mens zichzelf. Hij kan jager zijn, of visser, verzamelaar, boer, burger, soldaat, slaaf, knecht, arbeider enz. Zijn samenleving kan drie (koning/adel, geestelijkheid en burgerij) of vier (+arbeiders) standen, klassen of kasten (India) kennen, of geen enkele: alle mensen gelijk, geen prive eigendom.

In de loop van de tijd is er een heersende klasse ontstaan die slaven, knechten, arbeiders het werk laat doen. De heersende klasse beschikt over de productiemiddelen: grond en geld. Voor de uitvoering van het werk zet hij anderen in mijnen, fabrieken enz aan het werk: de arbeidende klasse. Dezen werken niet meer voor zichzelf, maar worden geknecht in ruil voor een beloning. Zo raken zij vervreemd van zichzelf.

Door hun werk, bv oogsten, malen, bakken voegen zij waarde toe: goedkope tarwe wordt duur brood. Deze meerwaarde gaat niet naar degenen die het werk verricht hebben; de heersende klasse eigent zich die toe en wordt steeds rijker. Daarentegen raken de arbeiders steeds verder achterop: hun ellende neemt toe.

Deze ongezonde verhoudingen laten zich wel een tijdlang onderdrukken. Ook al omdat de heersende klasse daar alle belang bij heeft. Die zet daarom cultuur, recht, journalistiek, onderwijs, wetenschap, politiek, filosofie, godsdienst, moraal enz in om de status quo te handhaven. Maar deze ‘bovenbouw’3 kan niet verhinderen dat vroeg of laat de spanningen met de ‘onderbouw’ zo toenemen dat die tot een uitbarsting komen. Zie de Franse revolutie. Zo zal het blijven gaan totdat de productiemiddelen weer van iedereen zijn.

Om het einddoel te bereiken is behalve protest en opstand ook een proces van bewustwording noodzakelijk. Enerzijds om de arbeidende klasse te leren hoezeer zij vervreemd zijn van zichzelf en misbruikt worden zodat zij in verzet komen4. Anderzijds om te voorkomen dat een revolutie alleen maar een omkering is, waarbij de onderdrukten de nieuwe heersers worden. Dan wisselen de productiemiddelen enkel van eigenaar en zal de geschiedenis zich blijven herhalen. Zij moeten echter publiek bezit worden.

Beoordeling
Religies en ook het christendom vertellen zelf een ander en beter verhaal over hun ontstaan, nl dat het om religieuze ervaringen gaat, opgedaan aan iets dat anders is dan al het andere (transcendent).
Dat kerk en godsdienst als ideologie kunnen functioneren en dus mensen klein houdt, arm en machteloos is zeker waar. Het omgekeerde komt ook voor: religie als inspiratie voor vrede en gerechtigheid (bv Mandela).
De verdenking van ideologie kleeft niet alleen aan kerk en godsdiensten, maar in principe aan alle grote verhalen:  liberalisme, vooruitgangsgeloof, darwinisme enz. En natuurlijk ook aan het Marxisme: in de USSR functioneerde het Leninistisch-Marxisme de rechtvaardiging van een systeem dan de arbeidende klasse zwaar onderdrukte en dissidenten in de straf- en werkkampen op een gruwelijke manier onschadelijk maakte.




-----
Door hem enthousiast 'de wereldgeest te paard' genoemd, die de mensheid naar de vrijheid voert. NB kort na Napoleons overwinning op de Pruisische legers in de slag bij Jena 1806. (Phänomenologie des Geistes, 1807). Voor meer info klik hier.
'Religie is de zucht van het onderdrukte schepsel, het hart van een harteloze wereld, en de ziel van zielloze omstandigheden. Het is de opium van het volk.'  Voor meer info klik hier. Dus niet opium voor het volk.
3 Bij deze begrippen is niet aan het onderwijs te denken. Marx nam deze begrippen over uit de wereld van de scheepsvaart. De bovenbouw is alles wat zich bovendeks, in de stuurhut afspeelt: het werk van de kapitein, de navigator enz. De onderbouw of benedenbouw is alles wat benedendeks moet gebeuren: de stoker die de kolen in de stoommachine gooit om de schroef te laten draaien. En nog eerder: de slavenroeiers. Onderin gebeurt het echte werk. Bovenbouw is bij Marx een metafoor voor alles wat met hoofd, geest, cultuur te maken heeft, onderbouw is een beeld voor het zware werk van handen en spierkracht met weerbarstige materie.
De oplossing komt niet van buiten; in de spanning zit ook al de oplossing van die spanning. (een inzicht van Hegel)

terug

Afkortingen


van de Bijbelboeken > Register (kolom 1)

adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
aw = aangehaald werk
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
bv = bij voorbeeld
CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk
cq = casu quo (bv ik doe kaas cq ham op mijn brood = ik doe kaas op mijn brood of anders ham)
DL = Dordtse Leerregels
dwz = dat wil zeggen
eva = en vele anderen
FB = FaceBook
GNB - Groot Nieuws Bijbel
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HKB = Historich Kritische Benadering (of Bijbelonderzoek)
HSV = Herziene  Staten Vertaling
HTB = Het Boek
ID = Intelligent Design
itt = in tegenstelling tot
Lat = Latijn
LuV = Lutherse Vertaling
LV14 = Leidse Vertaling 1914
LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC)
M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1)
NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
p = pagina of pagina's 
PKN = Protestantse Kerk Nederland
PM = Post Modernisme
Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84)
Q = Quelle, bron van uitspraken van Jezus
resp = respectievelijk (bv A en B reden in resp een Golf en een Astra = A reed in een Golf, B in een Astra)
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
v = volgende vers (bv Ps 1: 1v = Ps 1: 1 - 2)
vC =  voor Christus
vd = van de
vv = volgende verzen (bv Ps 1: 1vv = Ps 1: 1 - 3)

WV = Willibrord Vertaling
X = Chiasme (kruisstelling)
> = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2)
// = synoniem parallellisme
<> = tegenstelling, ook: antithetisch parallellisme

 

 

×