Jona 2
Context
Dit gedeelte is omlijst door 2:1v en 2: 11. Soms zijn deze verzen ook wel genummerd als 1: 17 en 2: 10 (bv SV, NBG)
Het kader vertelt kort en zakelijk dat Jona werd opgeslokt door een grote vis en drie dagen en drie nachten biddend in de buik doorbracht. Daarna spuwt de vis Jona uit op het droge. Dat gebeurt op bevel van de Here. Hij beschikte het zo, zoals Hij straks de wonderboom (Jona 4: 7) en de oostenwind (Jona 4: 8) regelt. De verzen binnen de omlijsting geven het gebed van Jona.
Jona 2: 1v
1 De HEER liet Jona opslokken door een grote vis. Drie dagen en drie nachten zat Jona in de buik van de vis. 2 Toen begon hij in de buik van de vis tot de HEER, zijn God, te bidden: (NBV21)
De drie dagen en nachten symboliseren een beslissende periode. Als in drie dagen en nachten iets niet verandert, dan blijft het zoals het is. Dan is iets definitief geworden. (vgl Lazarus in Joh 11: 17). De Here laat Jona zo lang mogelijk in angst en benauwdheid tot hem bidden.
Als we het verhaal letterlijk nemen, dan moet het wel een potvis zijn geweest die Jona inslikte, al is dat geen vis zoals de schrijver meent maar een zoogdier. De potvis is de enige van de walvisachtigen met een keelgat groot genoeg om een mens door te slikken en komt ook in de Middellandse Zee voor. Maar in de maag van de potvis is geen lucht: Jona zou er stikken. En bovendien zou hij het er - net als de inktvissen en het andere voedsel van de potvis - door de zure spijsverteringssappen geen drie etmalen uithouden, maar onmiddellijk een vreselijke dood sterven. We nemen het verhaal daarom maar liever figuurlijk, geestelijk. Maar er zijn voldoende ook actuele verhalen en filmpjes1 van mensen die opgeslokt zijn door een walvis.
De 'grote vis' (1: 17) fungeert niet als zeetaxi die Jona opslokt en naar het strand brengt. De vis staat symbool voor het dodenrijk dat zijn kaken wijd open doet en Jona opslokt (Jona 2: 1 ; vgl Jes 5: 14; Ps 69: 16). Daarmee is het afdalen van Jona compleet: eerst naar Jafo, dan tot in het binnenste van het schip en nu naar het hart van de zee, de onderwereld (Hebr sjeool; Jona 2: 2) en afgrond (Hebr tehoom Jona 2: 6), beide zijn aanduidingen van het dodenrijk.
De schrijver is ervan overtuigd dat God ook over het dodenrijk macht heeft.
Het gebed / de psalm van Jona
Het gebeurde vaker (bv lofzang van Hanna, 1 Sam 2) dat een bestaand danklied werd ingevoegd in een Bijbelse vertelling. Het is mogelijk dat de schrijver van het boekje Jona dat ook gedaan met de psalm die hij Jona in de mond legt. Daar zijn een paar aanwijzingen voor.2 Het zou bv om het gebed kunnen gaan van een zieke die genezing vindt. Maar als het al klopt dat het oorspronkelijk om zo'n gebed gaat, dan blijft toch staan dat de auteur het zinvol heeft geacht om dit psalmengebed hier, zo in zijn verhaal op te nemen. We zullen het gebed dan ook moeten uitleggen vanuit de huidige context (Jona in de vis) en niet als het (mogelijk) oorspronkelijke gebed van een zieke die genezing vond.
Het gebed is eigenlijk een collage van vele traditionele uitdrukkingen uit andere psalmen (die zet ik er tussen haakjes bij). Leren we hier dat we beter kunnen bidden door gebruik te maken van woorden en beelden uit de rijke psalmentraditie dan door zelf naar geschikte woorden te zoeken?
Jona 2: 3
3a In mijn nood riep ik de HEER aan en Hij antwoordde mij.
3b Uit het rijk van de dood schreeuwde ik om hulp – U hoorde mijn stem! (NBV21)
(Vergelijk Ps 120: 1; 18: 7; 34: 5; 116: 1v; 118: 5; 138: 3)
Een kleine oneffenheid is dat in vers 3a Jona vertelt over de Here: Hij antwoordde mij. In het vervolg heeft hij het tot de Here (U). Dat zien we vaker in de Psalmen (bv Ps 23: 4v). Dat is niet een vergissinkje van de schrijver, maar een welbewuste keus: als hij beseft dat hij het over de Here heeft, realiseert hij zich dat hij beter tot de Here bidden kan. Hij ruilt zijn enigszins afstandelijke houding in voor een inniger betrekking en dat werkt door in gebed (Jona) en gedicht (Ps 23).
Afgezien van de persoonswisseling (Hij – U) vormen deze beide delen een zgn synoniem parallellisme. Dat is een typisch Hebreeuwse dichtvorm waarbij de beide helften van elke versregel in andere woorden hetzelfde zeggen. In mijn nood riep ik de Here aan = uit het rijk van de dood schreeuwde ik om hulp. Hij antwoordde mij = U hoorde mijn stem (= gered worden)
In dit eerste vers laat de schrijver al weten dat zijn God, de Here, niet alleen een machtige God is die redt van de dood, maar ook een genadige God, die hoort naar het geroep van Jona.
In de volgende verzen vertelt de schrijver drie keer (verzen 4 - 5; 6 - 7 en 8) wat er gebeurde en even zo vaak weet, voelt of gelooft (5b) en merkt (7c) Jona dat het goed komt. Zijn bidden wordt verhoord (8). Dan trekt hij zijn conclusies (verzen 9 – 10).
Jona 2: 4 – 5
4a U slingerde mij de diepte in, naar het hart van de zee.3
4b Kolkend water heeft mij omgeven,
4c zwaar sloegen uw golven over mij heen.
5a Ik dacht: Verstoten ben ik, verbannen uit uw ogen.
5b Maar eens zal ik weer uw heilige tempel aanschouwen. (NBV21)
Vergelijk
- Ps 42: 8 - al uw golven slaan zwaar over mij heen.
- Ps 69: 2v - Red mij, God, het water staat aan mijn lippen, ik zink weg in bodemloos slijk en vind geen grond voor mijn voeten, ik ben in diep water geraakt, de stroom sleurt mij mee.
- Ps 69: 15v Trek mij uit het slijk voordat ik wegzink, laat mij ontkomen aan wie mij haten, haal mij uit dit diepe water. Laat de stroom mij niet meesleuren, de diepte mij niet verzwelgen, de afgrond zijn muil niet boven mij sluiten.
- Klgld 3: 54 - Het water sloot zich boven mijn hoofd, ik dacht: Ik ben verloren.
- En verder nog: Ps 18: 5; Ps 88: 7v.
Deze teksten maken duidelijk dat ‘de diepte in gaan' figuurlijk moet worden opgevat. Het is beeldspraak voor 'verkeren in levensgevaar'.
NB: Jona is bij God weggevlucht, hij is ahw tegen God. Maar nu merkt hij dat God ook tegen hem is. Het is God die Jona de diepte in slingert, het zijn Gods golven die over hem heen slaan, Hij is het die Jona verstoot, verbant. Jona voelt zich gedoemd, vervloekt. Toch geeft hij dan de hoop niet op (5b) eens zal ik.....
We zien weer de nodige parallellen in de beide helften van 4a; en tussen 4b en 4c.
Vers 5a en 5b zijn tegengestelde parallellen: verstoten of verbannen uit uw ogen < > bij God thuis in de tempel welkom zijn. De tegenstelling is opvallend. Tegen alle feiten in gelooft Jona dat er toch redding, toekomst en leven is.
Jona 2: 6v
6a Het water sneed mij de adem af.
6b Muren van water hebben mij omgeven,-
6c met wier is mijn hoofd omwonden.
7a Ik zonk naar de bodem, waar de bergen oprijzen,
7b naar het rijk dat zijn grendels voorgoed achter mij sloot.
7c Maar U trok mij levend uit de dood omhoog,
7d o HEER, mijn God! (NBV21)
Vers 6 gaat niet meer over de vis, maar over verdrinken in het water en verstrikt raken in het zeewier. Hier is het ook niet meer expliciet God die het Jona aandoet, maar gegeven vers 4v is dat wel wat de schrijver ons wil meegeven. Ook hier is God de handelende persoon, zoals Hij in 7c en 7d ook degene is die Jona uit het water redt.
.
Synoniem Parallellisme: 6a = 6b = 6c.
Vers 7 is een interpreterende vertaling, letterlijk staat er:
- Ik was afgedaald tot de grondvesten der bergen > dwz de onderwereld, het dodenrijk;
- de grendels der aarde waren voor altoos achter mij. > een dode keert niet meer terug – de poort naar het leven zit op slot.
- Toen trok Gij mijn leven uit de groeve (Hebr sjachat) omhoog, o, HERE, mijn God!
Jona is zo goed als dood. Maar nu ervaart hij dat wat mensen onmogelijk achten, bij God (soms) toch mogelijk is: uit graf en dood weer opstaan. (vgl 1 Sam 2: 6, Ps 30: 3v).
Versdelen 7a en 7b vormen een synoniem parallellisme. En die twee delen zijn samen een tegengesteld parallellisme met 7c.
In 7d dankt de dichter God om de redding van zijn leven.
Jona 2: 8
Toen mijn levensadem mij verliet, wendde ik mij tot de Here en mijn gebed kwam tot U in uw heilige tempel (NBV21)
In 8 herhaalt de dichter voor de derde keer zijn nood en zijn redding. Nu in woorden die niet aan water of zee doen denken, maar op een ernstige ziekte wijzen, waaraan hij bijna bezweken was. Hij riep de Here aan en Hij heeft het gehoord in zijn heilige tempel (Jeruzalem, of de hemel?) dwz Hij heeft het verhoord. (Vergelijk Ps 142: 4, Ps 143: 4).
Het gebed maakt Jona niet sympathiek:
- Toen het nog stormde bad de hele bemanning van het schip, maar Jona niet. Nu hij zijn leven dreigt te verliezen, bidt hij wel, voor zichzelf, om redding.
- Jona, die de bewoners van Nineve geen genade gunt, doet voor zichzelf wel een beroep op Gods goedheid.
- Daarbij toont hij geen spoor van besef van fouten en schuld, van inkeer of boete.
Voor zo'n gebed kunnen wij niet veel waardering opbrengen. Maar de God van de Bijbel doet daar niet moeilijk over. Als moeilijkheden en zorgen een mens weer naar God doen vragen, is dat prima. Zie ook Ps 107.
Jona 2: 9v
9 Zij die armzalige goden vereren, verlaten hun Sterkte 10 maar ik zal mijn stem in dank verheffen en U offers brengen; mijn geloften los ik in. Het is de HEER die redt!’ (NBV21)
Sterkte is hier de vertaling van het Hebr chèsed (vgl Jes 40: 6 en Ps 144: 2) dat ook trouw kan betekenen.
Jona vindt het onbegrijpelijk dat er mensen zijn die armzalige goden (letterlijk: ijdele nietigheden, ook Ps 31: 7) vereren. Zij verlaten daarmee de Here - die chèsed is, trouw en sterk.
Hij belooft al lofprijzende God offers te brengen. (vgl Ps 66: 13 of Ps 116: 17) Net zoals de bemanning van het schip dat deed (Jona 1: 16). Zijn hart loopt over. Nog één keer zegt hij het: ‘Het is de Here die redt’. (vgl Ps 3: 9) Geen Halleluja, maar een belijdenis bedoeld om de instemming van de lezers te ontlokken.
Toen, op bevel van de HEER, spuwde de vis Jona uit op het droge (NBV21)
Na die woorden volgt direct vers 11: de vis die Jona uitspuugt op het droge. Dat is bepaald niet eervol: Jona als braaksel uitgekotst.
De schrijver doet geen moeite aan te geven om welk strand het gaat.
Duidelijk is dat Jona zijn roeping niet kan ontlopen. En de lezer is benieuwd hoe het nu verder gaat. Zal de inkeer van Jona en zijn redding hem blijvend veranderen en milder stemmen?
Doorwerking
- In het NT vergelijkt Jezus zijn lijden, sterven, graf en dood met wat Jona in dezelfde drie dagen en nachten heeft meegemaakt. (Mat 12: 40).
- De vroege kerk beeldde de opstanding van Jezus vaak uit met de vis die Jona uitspuwde.
- Het visje als christelijk symbool is op het verhaal van Jona geïnspireerd en vertelt van Gods liefde voor mensen, zijn trouw tot in de dood en zijn levensreddende macht. Het Griekse woord voor vis is ichthus. De letters van dit woord zijn de beginletters van de Ièsous Christus, Theou ‘uios, Soter = Jezus Christus, van God de Zoon, (onze) Redder.
* Bedenk eens wat dit verhaal betekent als het letterlijk om een grote vis gaat. En bedenk daarna eens wat het verhaal betekent als het om een figuurlijke vis gaat. Maakt het wat uit?
* Ben je er wel eens aan toegeweest als Jona: in grote nood, in een leven bedreigende situatie? Vind je de beeldspraak van water, zee, diepte, golven herkenbaar? Of vind je een andere meer geschikt? Zo ja, welke? Waarom?
* Beleef je dat ook als God die tegen je is, zoals Jona zich een vervloekte voelde? Of anders?
* Jona gelooft tegen de feiten in dat hij het overleven zal (5b) en dat gebeurt ook. Waar haalt hij die zekerheid of dat vertrouwen vandaan?
* Waarom zouden sommige preekstoelen (in Oost Europa) er uit zien als Jona's vis: de predikant staat dan in een open mond te preken. Welke symboliek zit daar in? Voor voorbeelden klik hier en blader naar p. 42v
-----
Voetnoten
1 https://www.nationalgeographic.nl/kunnen-bultruggen-mensen-inslikken Ook A.M. Lindeboom weet een voorbeeld uit de 19-e eeuw te geven in zijn boek 'De theologen gingen voorop'.
RTL meldt 9 maart 2019 van een duiker opgeslokt door een walvis. De NOS van een kanoër 13 feb 2025. Op internet zijn nog veel meer voorbeelden te vinden.
2 (a) De lezer verwacht op dit moment een klacht, een bede om redding maar hij treft een loflied aan dat behalve door God ook door mensen gehoord wil worden. (b) In het lied gaat het niet meer om de vis, maar om bedreigende wateren. Dat is een gebruikelijk beeld om een groot gevaar aan te geven. Zie vooral bij vers 4. Waarschijnlijk was de oorspronkelijke dichter van dit lied ernstig ziek (vers 8) en is hij tegen alle verwachting toch weer hersteld. Daarvan zingt hij in de tempel.
3 Prof van der Woude neemt aan dat in vers 4 ‘de diepte’ later is toegevoegd om het ‘kolkend water (4b)’ – dat meestal een rivierstroom betekent – de betekenis ‘diepe zee’ te geven. De toevoeging is eigenlijk te veel voor het kleine vers en verstoort het metrum.
Afkortingen
van de Bijbelboeken > Register (kolom 1) adhv = aan de hand van Afb = Afbeelding BGT = Bijbel in Gewone Taal BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT) bv = bij voorbeeld CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk DL = Dordtse Leerregels dwz = dat wil zeggen eva = en vele anderen GNB - Groot Nieuws Bijbel GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland) Gr = Grieks HCat = Heidelbergse Catechismus Hebr = Hebreeuws HSV = Herziene Staten Vertaling HTB = Het Boek ID = Intelligent Design itt = in tegenstelling tot Lat = Latijn LuV = Lutherse Vertaling LV14 = Leidse Vertaling 1914 LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC) M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1) NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT) NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004) NBG = Nederlands Bijbel Genootschap NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951) NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004) NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021) nC = na Christus NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis NT = Nieuwe of tweede Testament OT = Oude of eerste Testament PKN = Protestantse Kerk Nederland PM = Post Modernisme Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84) Q = Quelle, bron van uitspraken van Jezus RKK = Rooms Katholieke Kerk SV = Staten Vertaling TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim v = volgende vers (bv Ps 1: 1v = Ps 1: 1 - 2) vC = voor Christus vd = van de vv = volgende verzen (bv Ps 1: 1vv = Ps 1: 1 - 3) WV = Willibrord Vertaling X = Chiasme (kruisstelling) > = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2) // = synoniem parallellisme <> = antitthetisch parallellisme |