Intro

De nadruk op taal, verbeelding, beeldspraak doet de vraag opkomen naar het bestaan van God: is Hij literaire fictie die los van het verhaal niet bestaat,  of  veronderstellen de Bijbelse verhalen zijn bestaan? En wat is bestaan eigenlijk?

Om die vraag te beantwoorden staan we eerst stil bij het Godsbeeld dat veel gelovigen er op na houden: het Opperwezen, dat alles heeft gemaakt, in stand houdt, stuurt en leidt en als het moet op bovennatuurlijke wijze ingrijpt in de loop van de gebeurtenissen. Het zijn trouwens ook veel niet-gelovigen die bij God aan deze voorstelling denken. Het was voor hen vaak de reden om met geloven te stoppen. Dit idee van God is niet zo Bijbels als wel gedacht. Het blijkt - zien we bij (1) - zijn wortels te hebben in de Griekse filosofie.

De moderne natuurwetenschappen doen het vaak voorkomen dat God niet bestaat. Daar gaan we op in bij (2).

Onder (3) gaan we in op het Godsbeeld in de Bijbel.

4)Is het eigenlijk wel de bedoeling dat we een Godsbeeld afleiden uit de Bijbelse gegevens, of uit de menselijke ervaring? (natuur en geschiedenis) of uit het denken (Filosofische godsbeelden) (zie ook bij openbaring)
Wat betekent het 'Gij zult  u geen beeld maken'?

5) Geloven zonder Godsbeeld? : theologia negativa? of is dat toch nog te filosofisch? agnosticisme, iets-isme, atheïsme

6) wat zijn goede verhalen en metaforen voor God?

7) Over zijn en bestaan (filosofisch)

Tenslotte: conclusies / standpunt: wat kunnen we zeggen over het bestaan van God: bestaat Hij alleen in het verhaal of ook los van de verhalen (4)


 
terug

Afkortingen

Bijbelboeken > Register kolom 2
adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
DL = Dordtse Leerregels
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HTB = Het Boek
HSV = Herziene  Staten Vertaling
Lat = Latijn
LXX = Septuaginta (Griekse Vertaling vh OT; 250 - 50 vC)
LV14 = Leidse Vertaling 1914
NA - Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PKN = Protestantse Kerk Nederland
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
vC =  voor Christus