Gen 4: 1 - 26
Context
In het vorige hoofdstuk is verteld over de hof van Eden, de overtreding van het gebod en het moeten verlaten van het paradijs. De hoofdstukken die dan volgen, maken duidelijk dat het van kwaad tot erger gaat: Kaïn die zijn broer Abel doodt (Gen 4: 8) en de buitensporige wraak van Lamech (Gen 4: 22). Daarmee wordt de conclusie in Gen 6: 5 voorbereid: de boosheid van de mensen is zeer groot, de directe aanleiding voor de zondvloed die dan volgt (Gen 6 - 9).
Vorm en Inhoud
Er was tot nu alleen maar sprake van twee mensen op aarde. Dat roept de volgende vragen op:
- voor wie is Kaïn dan bang (Gen 4: 13)?
- en waar komen de vrouwen van Kaïn (Gen 4: 17) en al die anderen (Gen 4: 18vv) vandaan?
Maar zulke vragen kwamen vroeger kennelijk niet op bij de lezers. In elk geval vond de schrijver het niet nodig om daar een antwoord op te bedenken. We hebben met een mythe te maken. Niet een logisch betoog met een abstracte waarheid, maar een verhaal over mensen en god(en) om een fundamenteel inzicht duidelijk te maken. Hier de relatie offeren en verantwoordelijkheid voor elkaar nemen. De mythe verklaart ook een aantal zaken uit de tijd van de schrijver (etiologie).
Gen 4: 1 - 2
De mens (pas in Gen 4: 25 horen we zijn naam: Adam) had gemeenschap met zijn vrouw Eva en zij baart twee zonen: Kaïn en Abel. Het zal om een tweeling gaan, anders was er wel van een tweede verwekken en baren sprake geweest.
Van de eerste volgt een uitleg van zijn naam: de naam Kaïn is verwant aan het werkwoord 'verkrijgen'. 'Ik heb een man verkregen (= een zoon gebaard). Tegenwoordig wordt ook wel aan een woord gedacht dat smid betekent. Misschien is dat taalkundig ook wel juist, maar dat is niet de link die de schrijver legt, dus voor een beter begrip van de tekst voegt zo'n opmerking niets toe.
Het verkrijgen is te danken aan Jahweh, die dan ook genoemd wordt. Staat er geen Gever bij, dan kan het werkwoord ook 'kopen' betekenen.
Dankt Eva voor het wonder van het nieuwe leven dat in haar groeide? Of van de kracht die ze kreeg om de geweldige inspanning van de bevalling op te kunnen brengen? Of aan nog wat anders? We hoeven hier niet te kiezen: de schrijver liet ruimte voor meerdere associaties.
Merkwaardig is wel dat Kaïn 'man' (Hebr. Isj) wordt genoemd en niet kind of jongen. Zou het zijn omdat Kaïn bij zijn geboorte al veel groter is dan zijn kleine en zwakke broertje? Abel heet hij en dat zou 'damp, mist, nevel' kunnen betekenen.
Niets wijst op spanningen in het gezin. Maar in de loop van de jaren gaan de wegen van de twee jongens wel uit elkaar: Abel wordt herder van schapen en geiten, Kaïn akkerbouwer net als zijn vader. Mogelijk weerspiegelt zich hier de spanning die er altijd is tussen mensen die een nomadisch, zwervend bestaan leiden en mensen die in dorpjes en steden wonen. Dat is voor de cultuurgeschiedenis dan een interessante kwestie, maar voor ons verhaal lijken deze dingen geen rol te spelen.
Gen 4: 3 - 8
Allebei brengen ze een offer aan de HEER. Een offer (Hebr. minchah = gave, geschenk) geeft aan dat de offeraar de autoriteit van de Ontvanger erkent: eigenlijk komt Hem veel meer toe dan een deel van de oogst of het jongvee. Hij heeft recht op alles, want aan Hem is alles te danken.
Kaïn lijkt de eerste te zijn geweest. Als akkerbouwer brengt hij uiteraard iets van de opbrengst van het land: een graanoffer.
Abel doet hetzelfde maar dan van 'de eerstgeboren dieren van zijn kudde' en wel 'hun vet' dwz de beste stukken vlees.
Waarom neemt God het offer van Abel aan, en dat van Kaïn niet?
- Er is wel aan hun beide beroepen gedacht: Abel zou als herder zachtmoedig zijn, en Kaïn, de akkerbouwer ruw en onbehouwen. Deze verklaring heeft geen basis in de tekst en ook niet in de werkelijkheid: hoe zo is een herder zachtmoedig?
- Suggereert de schrijver dat Abel een beter offer (naar kwaliteit, hoeveelheid en intentie) bracht dan Kaïn? Die verklaring vinden we in Hebr 11: 4, maar in onze tekst is niets dat daarop wijst.
- Een betere verklaring is, dat God hier soeverein kiest voor Abel als de zwakkere van de twee. Daarmee is niet een afwijzing van Kaïn bedoeld - de HEER is zelfs meer met Kaïn dan met Abel bezig - maar wel een naar voren halen van Abel. God zal nog vaker uitgerekend de jongste, de onbelangrijkste (Jakob, David) verkiezen. Het is Zijn manier om menselijke achterstelling te compenseren. Zo leert Hij ons niet te gering van onszelf te denken als we zwak zijn; en niet te groots van onszelf te denken als we sterk zijn. (vgl 1 Kor 1: 26 - 29)
De schrijver legt niet uit waaraan Abel en Kaïn merkten dat zij met hun offer wel / niet de Heer welgevallig waren. Mogelijk ging de rook van Abels offer recht omhoog en die van Kaïns offer niet.
Kaïn voelt zich afgewezen. Hij wordt kokend van woede en laat zijn hoofd hangen. Daaruit blijkt de moeizame relatie van Kaïn met Abel. God heeft kennelijk het offer aangegrepen om dat boven water te krijgen, om Kaïn aan zijn verantwoordelijkheid voor Abel te herinneren en hem te waarschuwen voor zijn opkomende boosheid.
Daar spreekt de HEER hem op aan. Hij vraagt naar het waarom van zijn woede en terneergeslagen blik. En zonder het antwoord af te wachten houdt Hij hem een bekende waarheid voor: Is het niet zo, dat als je goed doet, er verheffing - van je aangezicht, maw blijdschap - is?
Daar hoort als tweede helft het tegenovergestelde bij: 'Is het niet zo, dat als je Abel niet goed behandelt, je ervoor moet oppassen dat de zonde met je op de loop gaat?' Dat is de vrije weergave van 'als je niet goed doet, dan ligt de zonde bij de deur (ingang, opening van het huis dat je hart is ??); naar u verlangt zij, maar jij moet haar controleren'. Opvallend de vrouwelijke vorm voor zonde die er naar verlangt Kaïn in haar macht te krijgen. En ook wel treffend: is de begeerte bevrucht, dan baart ze zonde zegt Jakobus (Jak 1: 14v).
Kaïn doet niets op de stem die hem oproept zichzelf te beheersen. In het veld valt Kaïn zijn broer aan en slaat hem dood (Hebr. harag). Waarom in het veld?
- daar zijn geen getuigen?
- omdat Kaïn wel beseft, dat je bij een offerplaats geen moord kunt plegen?
- omdat Kaïn zijn eigen akkergrond zuiver wil houden?
Dit is de eerste keer dat het zesde van de (latere) tien geboden overtreden wordt.
Gen 4: 9 - 12
Nu vraagt de HEER aan Kaïn 'waar is je broer?' Dat is net als bij de vraag aan Adam (Gen 3: 9) geen vraag uit onwetendheid, maar om Kaïn bewust te maken van wat hij heeft gedaan.
Kaïn antwoordt, dat hij het niet weet en vult aan met 'ben ik de bewaarder (Hebr. sjomer) van mijn broer?' Met die toevoeging laat Kaïn zich van zijn onverschillige kant zien, maar daarin verraadt hij dat hij toch wel weet wat hij voor zijn broer hoort te zijn: een hoeder, een helper. Er klinkt ook spot in door: een sjomer is wat zijn broer is: een hoeder van schapen.
De Heer neemt daar geen genoegen mee. Hij heet niet voor niets de sjomer van Israël (Ps 121) . Zou Hij niet bemerken, zien, weten? Hij hoort hoe het bloed van Abel van de aardbodem, de akkergrond (Hebr. adamah) naar Hem roept (om gerechtigheid: genoegdoening, wraak).
Het blijft niet bij horen. Het is te erg wat er gebeurd is, dit moet gevolgen hebben. God vervloekt Kan zoals Hij eerder de slang vervloekte (Gen 3: 14). Op deze plek, waar de aarde het bloed van Abel heeft opgenomen, kan hij niet langer blijven. Hij moet daar weg. De aardbodem - Kaïns akker - zal niets meer te oogsten opleveren. Ook al werkt Kaïn nog zo hard. De NBV21 vertaalt de alliteratie van het Hebr. na' - nad heel mooi met opnieuw een alliteratie 'dolend en dwalend' (en straks vers 16 komt ook nog Nod). Voor Kaïn rest een zwervend bestaan, dan hier, dan daar, zo zal Kaïn leven: nergens meer thuis.
Gen 4: 13 - 16
Kaïn vindt de straf te zwaar en zegt dat ook. Hij noemt vier punten
- U verjaagt mij nu van mijn akkergrond : Kaïn verliest zijn houvast: de vruchtbare akker
- ik zal voor uw aangezicht verborgen zijn : Nu hij zijn land moet verlaten vreest hij dat God niet meer bij hem zal zijn.
- ik zal dolend en dwalend over de aarde gaan : Zelf wilde hij niet een sjomer voor Abel zijn, maar hij wil wel dat God voor hem een wachter is en blijft.
- iedereen die mij tegenkomt zal mij doden : Hij die geweld gebruikte is zelf bang voor geweld.
Kaïn voelt zich een outcast, een verstotene: niet langer welkom in de gemeenschap: onveilig, bedreigd. Wilde de schrijver van dit verhaal het akelig lot van zwervers verklaren als het gevolg van een oerschuld en een vloek? (etiologie)
Daarop verzacht de HEER de straf. De rechtsopvatting van de bijbel (cq God) is echt hoog: zelfs de moordenaar heeft recht op bescherming.
- De HEER geeft hem een teken (Hebr. 'ot) zodat niemand die hem tegenkomt hem zou doden.
Dat teken is waarschijnlijk een tatoeage op een duidelijke zichtbare plaats (voorhoofd, arm). Onduidelijk is hoe de tatoeage er uit ziet. - De HEER verzekert daarbij dat, mocht iemand Kaïn toch doden, hem dat zevenvoudig gewroken zal worden. Dwz de moordenaar zal zeven familieleden aan de dood verliezen.
Zo is straf (4) min of meer teruggedraaid. Dat gebeurt ook met straf (3): Kaïn vestigt zich in Nod, ten oosten van Eden.
Zo blijven over straf (1) en (2): Kaïn verliest de omgang met de HEER. De naam Nod is een woordspel op na' - nad (dolend en dwalend), een toepasselijke naam voor het unheimische land waar zwervers ronddolen.
Al met al is er sprake van een merkwaardige omdraaiing: Abel, zwervende herder krijgt een vaste plek (een graf) <> Kaïn, een gevestigde akkerbouwer moet voortaan zwervend door het leven.
Gen 4: 17 - 18
In den vreemde, ver van de HEER is er toch toekomst en leven voor Kaïn: vijf generaties: Kaïn > Chanoch > Irad > Mechujaël > Metusaël > Lamech. Twee namen eindigen op 'el' dwz God. Gaan hier oude namen van Kanaänitische goden achter schuil? Voor de uitleg maakt het niet uit. De naam Lamech betekent waarschijnlijk 'krachtige jonge man' en dat is wel relevant gezien het vervolg.
Gen 4: 19 - 22
Lamech nam twee vrouwen. Dat nemen heeft niets met zonde, misdaad en geweld te maken waar hij om bekend staat, alsof het nemen een soort stelen zou zijn. Het gaat om het in ontvangst nemen na het betalen van de bruidsprijs.
Ada en Silla heten ze en bij elk verwekt hij twee kinderen bij Ada
- Jabal: de stamvader van hen die in tenten leven en vee houden. Dus rondtrekkende hoeders van geiten en schapen.
- Jubal:de stamvader van allen die op de lier of de fluit spelen. Dus rondzwervende muzikanten.
bij Silla:
- Tubal-Kaïn, de smid - stamvader van allen die brons en ijzer bewerken. Dus rondreizende smeden.
- Naäma, (de lieflijke) een dochter over wie verder niets wordt verteld. Dus: rondzwervende meisjes van plezier?
Zo wil de schrijver het buurvolk de Kenieten (een stam vooral in het zuiden van de woestijn) van zijn tijd herleiden tot Kain (etiologie)
Gen 4: 23 – 24
Lamech is een echte patser. Dat bleek vers 19 al uit het feit dat hij twee vrouwen heeft. Maar nu vers in 23 - 24 ook uit hoe hij hen aanspreekt: in de gebiedende wijs. En uit hoe hij hen noemt: vrouwen van Lamech. En tenslotte de brallerige taal: hij laat niet over zich lopen, om een kleinigheidje windt hij zich vreselijk op:Een man die mij verwondt, sla ik dood, een kind dat mij een striem toebrengt al net zo.
De bescherming die de HEER aan Kaïn bood - zevenmaal wraak - blaast Lamech tot in het absurde op: hij zal zichzelf 77 maal wreken.
Met zulk gedrag zal hij echter zichzelf voortdurend onmogelijk maken, een zwerver blijven en nooit in een beschermende groep opgenomen worden.
In Israël mag vergelding juist niet zo buitensporig zijn. Daar geldt oog om oog, tand om tand. Dus 1 op 1, een grote vooruitgang vergeleken met Kaïn (1 tegen 7) en Lamech (1 tegen 77)
Later zal Jezus, die in alles het tegenovergestelde van Lamech is, de weg van de vergeving leren: 70 maal 7 keer (> Mat 18: 22), (dat is 77 of 490 of oneindig/eindeloos tegen 1) en zichzelf geven om vergelding af te wenden (Jes 53: 5).
Gen 4: 25 – 26
Abel gedood, Kaïn vertrokken. Adam en Eva krijgen opnieuw een kind, een zoon die zij Set noemt. Het Hebr. sit + tachat betekent 'iets in de plaats stellen van iets anders'. Hier ontbreekt het tachat, maar de schrijver verklaart toch de naam alsof het er wel staat. Hij legt Eva de volgende woorden in de mond. 'God heeft mij in de plaats van Abel, die door Kaïn is gedood, een ander kind gegeven.’ Maw God neemt de gevolgen van de zonde voor zijn rekening.
Ook Set kreeg een zoon, die hij Enos noemde. Die naam hoeft de schrijver niet uit te leggen. Dit is het gewone woord voor 'mens' waarbij het aspect van zwakte en sterfelijkheid doorklinkt.
Het hoofdstuk eindigt met een beschrijving van die tijd enkele generaties na Adam en Eva: het is de tijd dat men de naam van de HEER begint aan te roepen (Gen 4: 26). Dwz: geweld en onderdrukking zijn te erg, men roept Jahweh in de hoop dat Hij zal optreden.
De schrijver-redacteur1 (Jahwist) wil ook duidelijk maken dat de naam Jahweh, die hij voor God gebruikt, door Enos is bekend geworden. Hierin verschilt hij van een andere schrijver-redacteur1 (de Elohist) die vertelt dat God zijn naam Jahweh pas veel later - na de tijd van de aartsvaders - aan Mozes bekend maakt (Ex 3: 14).
Gespreksvragen
* Afgunst en rivaliteit tussen twee broers. Denk eens aan situaties van het gezin waarin je opgroeide, of het gezin dat je later zelf stichtte. Klikte het altijd tussen je broers/zussen? Tussen je dochters en zonen? Waar ligt dat aan? Hoe ga je daarmee om?
* Kunnen zulke spanningen en conflicten je van God vervreemden? Kan het je gebed bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken?
* Kaïn moest de hoeder voor zijn broeder zijn. Wat betekent dat voor jou vandaag?
* De primaire reactie op onrecht en geweld is vaak boosheid en tegengeweld. Dan kom je al gauw in een spiraal van steeds meer ellende terecht. Hoe valt dat te voorkomen?
-----
1 Over schriftelijke bronnen en redactionele lagen zie documentenhypothese bij inleiding Genesis
Afkortingen
van de Bijbelboeken > Register (kolom 1) adhv = aan de hand van Afb = Afbeelding BGT = Bijbel in Gewone Taal BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT) bv = bij voorbeeld CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk DL = Dordtse Leerregels dwz = dat wil zeggen eva = en vele anderen GNB - Groot Nieuws Bijbel GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland) Gr = Grieks HCat = Heidelbergse Catechismus Hebr = Hebreeuws HSV = Herziene Staten Vertaling HTB = Het Boek ID = Intelligent Design itt = in tegenstelling tot Lat = Latijn LuV = Lutherse Vertaling LV14 = Leidse Vertaling 1914 LXX = Septuaginta (Grieks OT; 250 - 50 vC) M = Meditatie (bv Mc 1:1M = Meditatie over Mc 1: 1) NA = Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT) NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004) NBG = Nederlands Bijbel Genootschap NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951) NBV = Nieuwe Bijbel Vertaling (2004) NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021) nC = na Christus NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis NT = Nieuwe of tweede Testament OT = Oude of eerste Testament PKN = Protestantse Kerk Nederland PM = Post Modernisme Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84) Q = Quelle, bron van uitspraken van Jezus RKK = Rooms Katholieke Kerk SV = Staten Vertaling TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim v = volgende vers (bv Ps 1: 1v = Ps 1: 1 - 2) vC = voor Christus vd = van de vv = volgende verzen (bv Ps 1: 1vv = Ps 1: 1 - 3) WV = Willibrord Vertaling X = Chiasme (kruisstelling) > = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2) // = synoniem parallellisme <> = antitthetisch parallellisme |