God – omschrijving (1)
Wat we onder God verstaan verschilt van tijd tot tijd en van plaats tot plaats. In het Nederlands slaat het woordje God volgens van Dale op een vereerd, bovennatuurlijk wezen, de Schepper, het Opperwezen. (> God - omschrijving 2)
Buiten Israël
In de Bijbel is God de vertaling van het Hebreeuwse El. Dat is net als ons woordje God een zelfstandig naamwoord dat ook een meervoud heeft: elohim of goden. Bij onze verre voorouders de Germanen - evenals in de volken rondom Israël - was het gebruikelijk om meer dan één God te vereren. Die goden symboliseerden vooral natuurverschijnselen bv de storm of de vruchtbaarheid, maar ook menselijke fenomenen als de oorlog. In zo’n pantheon was één God de belangrijkste: de God der goden.
Israël
In Israël waren deze dingen ondenkbaar. Mozes en de profeten leerden dat er in werkelijkheid één God is die er echt toe doet en die zich Jahweh laat noemen. Een naam die niet goed te vertalen is. De beste omschrijving is ‘ik ben die ik ben’ en ‘ik zal er zijn’. Een naam die enerzijds nietszeggend is (Ik ben die Ik ben) en anderzijds zo veel belovend (Ik zal er zijn).
Omdat er maar één El is, werd ook deze soortnaam als vanzelf een persoonsnaam, net als Jahweh.1
Onbekend
Als Mozes en de profeten gelijk hebben - en daar gaan we als gelovigen vanuit - dan is de soortnaam goden inhoudsloos geworden: er zijn geen goden. Voorzover goden bestaan, is het op de maniier van bv marsmannetjes. Ze bestaan alleen in de verbeelding van mensen. In die zin kunnen ze invloed uitoefenen en mensen in beslag nemen, misleiden, aanzetten tot verkeerde dingen. Maar reëel zijn ze niet. Het zijn nepgoden, uitvergrotingen van onze eigen angsten, vooroordelen en verlangens.
Als daarentegen El of Jahweh volstrekt uniek is, enig in zijn soort2 dan weten we op voorhand niets van God. Bij alle andere dingen is dat anders: bij een mens die we nog nooit gezien hebben, kunnen we ons altijd wel iets voorstellen: dat hij/zij een lichaam heeft, een naam, een leeftijd, een woonplaats, dat hij/zij een taal spreekt, bij een volk hoort enz. Zulke dingen zijn met de soort mensen gegeven. Maar als er geen soort goden is, dan kunnen we daaruit niets over God afleiden of weten. De naam Jahweh is ook al een mysterie. Om God te leren kennen zijn we helemaal aangewezen op verhalen waarin El/Jahweh zichzelf openbaart. Die vinden we in de Bijbel.3
Gevolgen
Om die reden is de natuurlijke theologie, waarin filosofen en theologen puur door abstract te denken besluiten dat God bestaat, niet bruikbaar. We kunnen niet buiten de openbaring om iets zinnigs over de God van de Bijbel bedenken.
Hetzelfde geldt voor de algemene openbaring, waarmee theologen proberen vanuit de natuur iets over God af te leiden. We moeten eerst El/Jahweh kennen uit zijn openbaring om evt daarna aanvullend iets over Hem te zeggen door over Hem te filosoferen (natuurlijke theologie) of door naar de natuur te kijken (algemene openbaring).4Als we die volgorde niet aanhouden, is het spreken over God in de natuurlijke theologie en nav de algemene openbaring niets meer dan ongegronde speculatie.
Trouwens ook met persoonlijke religieuze ervaringen (bv mystiek) moet men voorzichtig zijn. Ze kunnen er alleen mee door als ze congruent zijn met wat God over zichzelf in de Bijbel naar voren brengt.
Al met al krijgt de Bijbel en de juiste interpretatie ervan een enorm gewicht.
Geen beeld
Het is om deze dingen dat gelovigen van El/Jahweh geen beeld mogen maken. Een beeld zegt meer over de makers dan over God.5
Bovendien is een afbeelding veel te statisch en onveranderlijk. Er dreigt ook verwisseling: dat gelovige het beeld aanzien voor God zelf. En het geeft een valse gerustheid: wij hebben het beeld dus God aan onze kant, we zijn onoverwinnelijk.
Zelfs in de tempel van Jeruzalem stond geen beeld van God, tot grote verbazing van de Romeinen toen die in 70 n C de stad verwoestten. Het heilige der heilige was een lege ruimte waarin enkel een kist stond. De ark, met daarin de tien geboden van het verbond. De Joden werden evenals de eerste christenen daarom wel a-theisten genoemd. En wat van stenen beelden geldt is ook van toepassing op denkbeelden over God. Laat die niet in beton gegoten zijn.
De tempel was de plek niet waar El/Jahweh woont, maar waar Hij zijn Naam doet wonen. Dwz het is een plek van aanbidding (vooral in de zgn deuteronomistische lagen van het OT).
Een voorlopig antwoord op de vraag wie of wat is God zou kunnen zijn: het geheim van de werkelijkheid (E. Jüngel), de verborgen Aanwezige (G. Manenschijn).
-----
1 In wat wel de geloofsbelijdenis van Israel heet (Deut 6: 4) staat “Jahweh onze God, Jahwe èchad.” Echad betekent: de enige, één, alleen. Men kan dus vertalen:
- De HEER, onze God, de HEER (is) de enige.
Dan ligt de nadruk op Jahweh die de enige echte God is. Israel hoeft niet bang te zijn voor de goden van de omringende volken. - De Heer, onze God, de Heer (is) één. Dan ligt de nadruk op de eenheid van God. Hij is een God uit één stuk, integer. Er is geen conflict tussen zijn rechtvaardigheid en zijn genade.
- De Here (is) onze God, de Heer alleen. Dan ligt de nadruk op Jahweh die de enige echte God is. Aan de goden van de omringende volken moet Israël geen gehoor schenken.
We hoeven niet te kiezen: de ene betekenis sluit de andere niet uit. God is één en volstrekt uniek. Hij is niet één van de twee (of van nog meer). En in zichzelf is hij één, niet samengesteld uit meerdere delen. Niets ter wereld lijkt op de eenheid van God.
2 Strikt genomen kun je dat niet zeggen: voor een iets waar maar één exemplaar van is, is al geen soortnaam mogelijk, hoeveel te meer geldt dat van El/Jahweh die geen 'iets' is. Het heeft dus geen zin om een nieuw woord voor God te bedenken en Israël heeft dat dan ook niet gedaan. We houden alleen een naam om aan te roepen over.
3 Het is natuurlijk niet voor niets dat El/Jahweh de goden verdringt en niet wat anders bv de koning of de priesters. Op een bepaalde manier staat El/Jahweh dus wel in verband met goden. Echter niet omdat Hij tot de soort goden behoort, maar omdat Hij de goden in hun functie en betekenis voor de mensen vervangt. Hij is anders dan de goden.
- Die maken niet waar wat ze beloven: ze brengen de mensen geen heil en geluk. Het zijn nepgoden, nietsen. De pretentie van El/Jahweh is dat Hij de enige is die doet wat Hij zegt. Hij zal zijn Naam waar maken en er zijn voor zijn mensen.
- Anders dan de goden is Hij geen projectie of verbeelding van mensen, maar een echt tegenover. Hij is het die zich tot mensen richt en met hen een relatie aangaat (verbond).
Zo werkt het echter niet: daarvoor wijkt de dorre, filosofische God van de natuurlijke theologie en de algemene openbaring te veel af van de levende Bijbelse God. De rationele aanpak is bovendien niet overtuigend, want roept tegenargumenten en bezwaren op.
Het lijkt me beter om in te zetten bij het algemeen menselijke verlangen naar geluk, vrede en gerechtigheid. Oftewel bij de vraag naar wat het leven zinvol maakt. Op die vraag is het christelijk geloof een antwoord (naast andere). Het is inspiratie voor een leven dat ondanks alles de moeite waard is. Dat kun je in verhalen en met het voorbeeld van je eigen leven proberen over te brengen.
5 Dat geldt zowel voor de stenen afgodsbeelden, als ook voor de dogmatische beelden van de natuurlijke theologie en de algemene openbaring.
Achtergronden
Afkortingen
Bijbelboeken > Register kolom 2 adhv = aan de hand van Afb = Afbeelding BGT = Bijbel in Gewone Taal BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT) bv = bij voorbeeld CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk DL = Dordtse Leerregels GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland) Gr = Grieks HCat = Heidelbergse Catechismus Hebr = Hebreeuws HTB = Het Boek HSV = Herziene Staten Vertaling Lat = Latijn LXX = Septuaginta (Griekse Vertaling vh OT; 250 - 50 vC) LV14 = Leidse Vertaling 1914 M = Meditatie (bv 1 Kor 13M = Meditatie over 1 Kor 13) NA - Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT) NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004) NBG = Nederlands Bijbel Genootschap NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951) NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021) nC = na Christus NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis NT = Nieuwe of tweede Testament OT = Oude of eerste Testament PKN = Protestantse Kerk Nederland Pr = Preek (bv Ps 84Pr = Preek over Psalm 84) RKK = Rooms Katholieke Kerk SV = Staten Vertaling TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim v = volgende vers (bv Ps 1: 1v betekent Ps 1: 1 - 2) vv = volgende verzen (bv Ps 1: 1vv betekent Ps 1: 1 - 3) vC = voor Christus > = zie (bv > 2 betekent zie bij punt 2) |